Architectuur

Stadsmaken in Rotterdam

Stadslabs en wijkcoöperaties als aanvulling op uw keuze in het stemhokje. Over wonen in het Baankwartier en Middelland.
Door
Hugo Bongers

De laatste jaren wordt onder de term ‘stadsmaken’ gewerkt aan de stad. Niet in technische zin, door het storten van beton en het stapelen van bakstenen, maar in de vorm van plannenmaken voor de toekomst van de stad. Stadsmaken is een plannings- en overlegvorm waarin belanghebbenden met elkaar, vaak van onderop, met de gemeente onderhandelen over de ontwikkeling van wijk, buurt of belang. Het lijkt een verzamelterm, onder de benaming stadsmaken komt van alles voorbij: wijkcoöperaties, stadslabs, werkplaatsen, duurzaamheidsacties, creatieve gebiedsontwikkeling. Eens in het jaar geeft het Stadsmakerscongres een vlootschouw van de ontwikkelingen in Rotterdam. We gaan hierna dieper in op een van die stadslabs, die over de toekomst van het Baankwartier gaat. Maar eerst iets over het fenomeen ‘stadsmaken’ zelf.

Stadsmakerscongres

Op 11 november jongstleden was het weer zover. In een ‘uitverkochte’ Rotterdamse Schouwburg kwamen vele honderden stadsmakers een dag bijeen. Het feitelijke aantal ‘stadsmakers’ in Rotterdam is overigens niet te tellen. Het is geen beschermd begrip, u mag het zich gewoon toe-eigenen. In beginsel is een stadsmaker een vrijwilliger, een amateur of een professional die zich bezighoudt met het verbeteren van bepaalde stukjes stad of van stedelijke processen. Stadsmakers worden sinds enkele jaren uitgenodigd om zich op dit congres te presenteren en met elkaar in gesprek te gaan. De jaarlijkse bijeenkomst (de laatste paar jaar in de Rotterdamse Schouwburg, een kunstinstelling die zich sinds een tijdje meer dan ooit met de ontwikkeling van de stad bemoeit) wordt georganiseerd door het Architectuurinstituut Rotterdam (AIR) en de verwante Van der Leeuwkring. Die laatste is een club van zo’n 25 Rotterdamse ondernemers die actief zijn in de stedelijke vernieuwing en ontwikkeling. “Vanuit het private opdrachtgeverschap en persoonlijke betrokkenheid bij de stad Rotterdam dragen deze ondernemers bij aan een vitale publieke ruimte”, meldt de Kring over zichzelf. De naam van de Kring is veelzeggend, want Cees van der Leeuw (1890-1973) was een krachtdadig ondernemer, directeur van de Van Nellefabriek en zijn gehele werkzame leven sterk sturend in de ontwikkeling van de stad. Misschien zou hij gezien kunnen worden als de geestelijk vader van het Wederopbouwplan van Rotterdam waarbij de binnenstad volgens modernistische principes werd herbouwd. Als er iemand was die kon ‘stadsmaken’ dan was het die Van der Leeuw wel. Maar anders dan in zijn tijd willen we het stadsmaken nu open gooien, controleerbaar maken. Daarom vond het Stadsmakerscongres in een theater plaats, kon iedereen zich inschrijven en kon men luisteren en meepraten met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen over de tientallen projecten die aan de orde kwamen. Stadsmaken is een open proces geworden, zowel op het niveau van de wijk en buurt als op stedelijk niveau. Dat is alvast winst voor de democratie.

Maker spaces

Stadsmaken, wijkcoöperaties, stadslabs zijn deel van een nog bredere ontwikkeling in vitale steden. Je hebt naast stadslabs ook innovatielabs, maker spaces, werkplaatsen. In het algemeen zijn dat een soort vrijplaatsen waar geëxperimenteerd wordt zonder directe productiedwang. Soms staan bepaalde materialen of technologieën centraal (textiel, hout, metaal, 3D-printing), soms sociale en communicatieve processen. Dergelijke labs duiken in vele sectoren op, in de stadsontwikkeling, het onderwijs, de (ouderen)zorg, de technologie, kunst en cultuur. Deze werkplaatsen ontwikkelen zich als vrije werk- en denkplekken binnen stevige netwerken, plaatselijk, landelijk of internationaal. Kenmerkende begrippen voor deze werkplaatsen zijn: verbinding, makers, zelf doen, eigen beheer, eigen initiatief, experiment. In Rotterdam zijn er nogal wat van dergelijke werkplaatsen. En talloze vormen van eigen beheer van voorzieningen zoals Leeszaal West en Creatief Beheer. Een aardige vorm duikt recent in het Oude Westen op waar makers op wijkniveau zich verenigen om een eigen ondernemersprofiel te ontwikkelen onder de voorlopige werktitel Maak Het Mee 010. “De 9 Straatjes” maar dan op z’n Oude-Westens.

Baankwartier

We nemen het Stadslab Baankwartier als voorbeeld van een actuele manier van stadsmaken. Het Baankwartier is een eigenaardig buurtje in de binnenstad van Rotterdam. Het is niet zo bekend,  het ligt wat verscholen, ingeklemd tussen vier drukke stadsstraten: Westzeedijk, Schiedamsevest, Schilderstraat (het verlengde van de Witte de Withstraat) en de Schiedamsedijk. In het gebied wordt gewoond, maar er is ook veel bedrijvigheid in de vorm van werkplaatsen, zorginstellingen, scholen, kerken, kantoren. Het bekendste gebouw in het Baankwartier is het Oogziekenhuis, maar veel Rotterdammers kennen ook basisschool Het Landje en de Waalse Kerk. In het Baankwartier is nogal wat authentieke wederopbouwarchitectuur terug te vinden, want dit was een van de eerste gebieden waarin na de oorlog ruimte was voor de bouw van fabriekjes, garages en andere handel. Het gebied veranderde na het bombardement en in de wederopbouw sterk van karakter. Voor de oorlog was de Schiedamsedijk een populaire winkelstraat en was het Baankwartier een levendig uitgaansgebied. Na 1945 hadden de meeste Rotterdammers niets meer te zoeken. De levendigheid in de buurt komt de laatste decennia toch vooral van de kinderen op het plein ’t Landje en van de alsmaar uitrukkende brandweerwagens en ambulances die achter het GGD-gebouw zijn gehuisvest.

Het Baankwartier is in beweging geraakt. De afgelopen jaren vonden nogal wat creatieve ondernemers een plekje in de verlaten werkplaatsen. De komst van creatieve ondernemers is vaak de vooraankondiging van veranderingen in een wijk, zo ook nu. Het Baankwartier is immers deel van de zogenoemde ‘hoogbouwzone’ van de binnenstad. Nu de economie weer aantrekt en wonen in de Rotterdamse binnenstad ongekend populair is, kijken investeerders welwillend naar het buurtje en kopen projectontwikkelaars leegstaande panden op. Ze huisvesten daar tot het moment van sloop tijdelijk kunstenaars en vormgevers in. Het eerste plan voor een honderdvijftig meter hoge woontoren is in voorbereiding en meerdere torens zullen waarschijnlijk volgen. Tegelijkertijd staat het gebied ook onder druk van de uitbreidende, razend populaire horeca van de Witte de Withstraat terwijl bewoners er vooral rustig willen blijven wonen en zorginstellingen, scholen en kerken hun doelgroep ongestoord willen kunnen blijven ontvangen. 

Er komen sterk verschillende belangen bij elkaar in dat kleine stukje Rotterdamse binnenstad. Er zijn weinig plekken waar zoveel verschillende stedelijke en wijkfuncties zich zo in elkaars directe nabijheid bevinden. Naast het supergespecialiseerd Oogziekenhuis van wereldfaam ook een kleinschalige methadonverstrekking voor drugsverslaafden. Een eenvoudig hotel naast een brandweerpost. Drukbezochte horeca en rustig wonen. Drie kerken met een stedelijke en regionale functie nabij een populaire basisschool waar leerlingen uit de hele stad naartoe worden gebracht en vandaan worden gehaald. Kickboksers in de gymzaal en de jeugd uit Cool Zuid basketballend op ’t Landje. Hoe zorg je ervoor dat er geen grote botsingen tussen al die belangen ontstaan als de druk van projectontwikkeling op het gebied sterk toeneemt? Is er nog een sturende rol van de gemeente?

Een stadslab is een manier om dit soort vragen te beantwoorden. In een stadslab wordt naar al die belangen gekeken. Die worden vervolgens onder het vergrootglas gelegd en gewogen om te proberen het uiteindelijk met elkaar ergens over eens te worden. Het Stadslab Baankwartier leverde daadwerkelijk resultaten op, na het gesprek dat gedurende een half jaar door belanghebbenden met elkaar in het lab werd gevoerd. Het Baankwartier moet vooral een goede woonbuurt worden, vindt men unaniem; een woongebied in de luwte van enkele stadsassen. Het gebied is nu al rustig gelegen achter drukke verkeersverbindingen. ‘Houden zo’, is de aanbeveling, want in die luwte kan goed gewoond worden terwijl je toch midden in de binnenstad bent. Scholen als Het Landje, kerken als de Waalse Kerk, de Schotse Kerk en de Russisch-orthodoxe Kerk passen goed in dit gebied, net als de zorginstellingen. Hun belangen zijn te verenigen met een aantrekkelijk woonklimaat. Belangrijke conclusie is wel om een rem op de horeca in dit gebied te zetten, want het uitwaaieren van horeca leidt altijd tot nachtelijk overlast voor bewoners. Uitbreiding van de horeca van de Witte de Withstraat, een nauwelijks te vermijden ontwikkeling, kan beter in noordelijke richting plaatsvinden, richting Westblaak. Daar wordt veel minder gewoond.

Een andere conclusie is dat het Baankwartier groener moet worden ‘t Landje is nu een geasfalteerd speelveld. Als de tuinen rondom het Oogziekenhuis en de kerken worden opengemaakt en verbonden met een veel groenere aanleg van ’t Landje, dan zou daar een mooi wijkparkje kunnen ontstaan, een plein in de vorm van een park. Dat parkje zou dan overigens op historische grond komen te liggen want eeuwenlang was dit de westgrens van de stad Rotterdam. Hier lag ooit water, een stadsgracht met de naam Coolvest. Het is een plek die tot op de dag van vandaag karakter krijgt door de fraaie architectuur van negentiende-eeuwse panden aan de Schiedamsesingel, de drie karakteristieke kerken en het Oogziekenhuis van architect Van der Steur (wat mij betreft mooiste gebouw van Rotterdam). Het Stadslab stelt voor om een nieuw parkje daar te gaan beschouwen als centrum van een woongebied; om daarmee Baankwartier en Cool-Zuid dat al voornamelijk een woonwijk is, veel meer als eenheid te zien. Baankwartier en Cool-Zuid gezamenlijk kunnen een prettige woonwijk in de binnenstad van Rotterdam vormen, met een stevige groene kern en goede binnenstadsfuncties. Zonder sluiproutes voor het verkeer zoals de Schiedamsevest nu is, maar wel met een betere oost-westverbinding als je de drukke Witte de Withstraat wilt vermijden. Een mooi overgangsgebied tussen het Museumpark en het Maritiem District rondom de Leuve- en Wijnhaven, waarbij de ongenaakbare trappen die het benedendijkse Baankwartier verbinden met de hoger gelegen Schiedamsedijk wel aantrekkelijker mogen worden.  

Stadslabs

Het Stadslab Baankwartier is een voorbeeld van een nieuwe manier van samenwerken. Het past in de ideeën over de ‘participatiesamenleving’. Bewoners, ondernemers, instellingsvertegenwoordigers uit zorg, onderwijs en cultuur, projectontwikkelaars en gemeenteambtenaren kruipen een tijdje bij elkaar en overleggen en onderhandelen over de toekomst van een gebied. Er zijn tientallen stadslabs in heel Nederland. Een deel daarvan wordt ondersteund door het landelijke Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Naast het Stadslab Baankwartier is dat in Rotterdam op dit moment het Stadslab Luchtkwaliteit, dat zich richt op het verbeteren van luchtkwaliteit in de stad met het oog op  verbetering van de volksgezondheid. 

Stadslabs zijn eindig. Er is een begindatum en een einddatum afgesproken. Daarin verschillen stadslabs van een ander recent verschijnsel, de ‘wijkcoöperatie’. Dat zijn samenwerkingsverbanden van bewoners, ondernemers en instellingen die gericht zijn op het bevorderen van belangen van en in de wijk. Wijkcoöperaties zijn voor onbepaalde tijd opgericht omdat ze gericht zijn op het duurzaam verbeteren van economische, sociale en culturele processen in de wijk. Als ze succes hebben zouden ze zo lang mogelijk moeten kunnen blijven voortbestaan. Enkele opvallende wijkcoöperaties zijn momenteel Delfshaven Coöperatie en Afrikaanderwijk Coöperatie. Er zijn daarnaast gespecialiseerde coöperaties, zoals rondom de productie en distributie van energie. Zoals Blijstroom die in Rotterdam Noord bezig is met het lokaal produceren en collectief inkopen van energie en daarmee wil bijdragen aan het energieneutraal maken van wijk en stad. Er zijn zogenoemde ‘broodfondsen’ waarin zzp’ers elkaar ondersteunen bij ziekte. Coöperaties zijn een vorm van participatie waarin bewoners en ondernemers het heft in eigen hand nemen, zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun bestaansmiddelen. Overheden zijn dol op burgers die zelf verantwoordelijkheid nemen voor het eigen bestaan. Tegelijkertijd werken overheden feitelijk coöperaties actief tegen. Zo blijken aanbestedingsprocedures, waar overheden en gesubsidieerde instellingen tegenwoordig standaard mee werken, het de wijk onmogelijk te maken om zelf verantwoordelijkheid te dragen voor geld, gebouwen en groen. “Aanbesteden, we moeten wel van Brussel”. U begrijpt het al, zo vloeit geld en macht soepeltjes de wijk uit, de bestuurlijke woestijn in. Een sterke wijkeconomie is op die manier niet op te bouwen. Eigen verantwoordelijkheid van bewoners wordt weggemasseerd ten gunste van bedrijfsbelangen die baat hebben bij een Europa-brede vrije markt. Geld stroomt de wijk uit in plaats van daar binnen te circuleren. In de huidige aanbestedingscultus komen de sociaaleconomische waarden die wijkcoöperaties nastreven niet aan de orde.

Mooi, mooier Middelland

Niet alle wijken kiezen voor de vorm van een coöperatie. Op het Stadsmakerscongres presenteerde bijvoorbeeld ‘Mooi, Mooier Middelland’ zich. Dit is een samenwerkingsverband van bewoners, ondernemers en de gemeente waarin een programma werd opgesteld voor de jaren 2016 tot en met 2018 voor de wijk Middelland. Wat mij in de presentatie van bewoners en ondernemers opviel was het creatieve, speelse karakter van de communicatiemiddelen die de groep hanteert in hun contacten met de achterban, de bewoners en ondernemers van Middelland. We zagen foto’s voorbij komen van een Freek de Jonge, een mobiele knikkertafel, flessenpost, een zomerrevue. En natuurlijk de opvallende Middellandman Nico Haasbroek die met verve zijn dubbelrol als bewoner en journalist inzet en een aanspreekbaar ‘bekend gezicht’ in de wijk is geworden. Opvallend is kwaliteit van de communicatie met de achterban. Goed geïllustreerd drukwerk, speelse vormen, nadruk op het in kaart brengen en toegankelijke maken van de geldstromen die naar Middelland gaan. In de wijk lijkt een eigensoortig type nieuwe bewonersorganisatie te zijn ontstaan met een eigen karakter en een stevig onderling debat over het ‘democratisch model’ voor de verdere toekomst van de wijk. Bij de presentatie tijdens het congres werd vanuit de zaal overigens wel aandacht gevraagd voor de kwestie van de representativiteit. Al te makkelijk worden wijkcoöperaties en andere bewonersinitiatieven in dit soort ‘bakfietswijken’ bevolkt door een actieve voorhoede. Dan lukt het samenwerken met de gemeente prima, die stimuleert de transitie tot bakfietswijk immers van harte. Maar is dat het democratische model dat we willen? Het ondubbelzinnige ‘bouwen voor de buurt’ uit de stadsvernieuwing van de jaren zeventig en tachtig komt niet meer terug, maar welke democratische kernwaarden streeft een representatieve bewonersorganisatie anno nu dan wel na? Waar staat de onderhandelingstafel waar iedere groep aan zit?

Code Oranje

Naast actieve burgers zijn er ook bestuurders die nieuwe vormen van burgerinitiatief nastreven. Onlangs dook een manifest op met de naam Code Oranje. Een groep van enkele honderden burgemeesters, wethouders, raadsleden, actieve burgers, wetenschappers en ondernemers heeft dit initiatief gelanceerd voor verandering van de politieke democratie. Code Oranje, want er dreigt immers zwaar weer voor de representatieve democratie. Veel burgers zijn uitgekeken op traditionele partijpolitiek en willen zelf aan de slag. De gemeentebestuurders die het initiatief namen vinden het tijd worden om versleten vormen van democratie in te ruilen voor nieuwe. Een citaat uit het manifest: “Onze huidige democratie stagneert door gebrek aan legitimatie, oplossingsgerichtheid en vertrouwen. Dit zorgt voor onvrede en zelfs voor maatschappelijke polarisatie. De nieuwe democratie biedt nieuwe vooruitzichten. We zien in organisaties, buurten en steden steeds meer voorbeelden van maatschappelijke democratie en burgerzeggenschap. Burgers hebben de behoefte én de vaardigheden om hun omgeving te beïnvloeden en (mee) te sturen.” Er is dus behoefte aan aanvullingen op de representatieve democratie, de democratie die is gebaseerd op de resultaten van het stemhokje. Veel oplossingen die de bestuurders van Code Oranje hebben bedacht en nog zullen gaan bedenken sluiten wellicht goed aan bij de behoefte van stadslabs en wijkcoöperaties, zoals burgerjury’s, burgerbegrotingen, wijkdeals, regelvrije zones, representatie door loting van burgers, prioriteit voor de economie van de wijk. Vanaf 2018 gaan gemeenten experimenteren, kondigen ze aan. Laten we hopen dat bestuurders en stadsmakers elkaar snel treffen en samen aan de slag gaan, zonder in moeizame bestuurlijke constructies terecht te komen zoals voorheen deelgemeenten en nu gebiedscommissies. Er is behoefte aan veel meer flexibiliteit en een specifieke aanpak per gebied. Dat blijkt wel uit een dagje stadsmaken in de Schouwburg. En uit de recente, niet al te vrolijk stemmende evaluatie van de Rotterdamse gebiedscommissies door DRIFT-onderzoeker professor Derk Loorbach. In Rotterdam gaat het er nu om slimme samenwerkingsverbanden te maken tussen vooral ondersteunende, stimulerende gebiedscommissies en creatieve, ondernemende initiatieven van onderop. Anders dan gebiedscommissies en voorheen deelgemeenten, die een over all structuur voor de hele stad meebrachten, zijn die burgerinitiatieven immers pluriform, maatwerk toegesneden op wijk of buurt.

Belangen verdoezelen

In een Stadslab, zo is de bedoeling, weten alle deelnemers tijdelijk hun eigen belang tussen haakjes te plaatsen en mee te denken over het geheel. Het eigen belang van de gespreksdeelnemer wordt gedurende het gesprek als het ware opgeschort, het gemeenschappelijke belang komt centraal te staan. Tijdens het Stadsmakerscongres sprak guest urban critic Henk Ovink over het belang van een sabbatical detour: je geeft jezelf als deelnemer aan het proces van stadsmaken verlof om even een omweg te maken, je gaat een tijdje naast het reguliere proces staan om daar vanaf een afstandje naar te kijken en dat te evalueren. Het opschorten van het denken in termen van eigen belang, het nemen van een omweggetje is nuttig, het voorkomt wellicht dat verhoudingen in de buurt verslechteren, het voorkomt misschien ook een latere juridische verharding van de dialoog. De keerzijde van zo’n overlegcultuur is dat belangen ook verdoezeld kunnen worden, onzichtbaar worden gemaakt. De kunst van het stadsmaken is om in het onderlinge debat enerzijds niet het eigen belang voorop te plaatsen, met elkaar mee te denken en anderzijds deelbelangen niet definitief onder tafel te laten verdwijnen. De leiding van het Stadslab moet niet alleen op de inhoud letten maar ook zorgvuldigheid opereren, voor een ‘rechtvaardige’ procesgang zorgen. Belangrijk is, zoals uit de casus Baankwartier bleek, dat de leiding tevoren de deelnemers goed informeert over het gewenste verloop van het proces en daarnaast tussentijds met alle belanghebbenden contact houdt.

Schoolplein of wijkpark

Tijdens de discussie over de uitkomsten van het Stadslab Baankwartier werd dat fraai geïllustreerd door het voorstel om het stenige plein ’t Landje om te toveren tot een wijkpark. Op de getoonde kaart was een van de twee schoolgebouwen van basisschool Het Landje weggepoetst ten gunste van het groen. De schooldirecteur, die mee had gedaan in het Stadslab, legde uit dat zij de voordelen van het groene park voor de wijk goed begreep en het daar ook mee eens was. Maar ze rekende er wel op dat voor het schoolgebouw dan wel een andere, nabije oplossing zou worden gevonden. Het Landje is immers populair en wil eerder uitbreiden dan inkrimpen en absoluut in de wijk blijven. Misschien verplaatsen in de richting van de achterkant van het GGD-gebouw? Daar moesten de Stadslaboranten nog maar eens goed over nadenken. De aanwezige mannen en vrouwen van Stadsontwikkeling luisterden aandachtig toe. Ja, over de toekomst van die school moesten ze nog eens goed nadenken. Eigenlijk over alle scholen in de binnenstad, want met al die woontorens erbij zal er de komende jaren steeds meer behoefte aan basisonderwijs in het centrum komen. Dit is in een notendop waar stadsmaken over gaat: Belangen onder woorden brengen, belangen afwegen, elkaars argumenten proeven en er publiekelijk op reageren. - HB

Misschien vind je dit ook leuk