Architectuur

De verticale buurtstraat; niet alleen hoog en eenzijdig, maar ook laag en sociaal

Micolai Brus is een van de architecten die genomineerd was voor de vijfde editie van de Rotterdamse architectuurprijs De Meester. Zijn inzending viel mij op, omdat die goed aansluit bij actuele discussies in Rotterdam over de manier waarop we de stad kunnen verdichten. Want hoe doe je dat, op een goede manier woningen en bewoners toevoegen aan het toch al volle Rotterdam? Door steeds meer slanke, hoge woontorens te bouwen? Of is er een alternatief dat minder hoge bebouwing combineert met woonvormen waarin sociaal contact beter is gewaarborgd? Maar allereerst, wat is de architectuurprijs De Meester en wie is Mikolai Brus?
Door
Kees Vrijdag
Jun 1, 2020

De Meester-prijs.

Onze stad kent, onder het motto laat vele bloemen bloeien, een ‘woud aan prijzen’. Zo is er ook een jaarlijkse prijs voor afgestudeerden aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst, al sinds 2015. Ondernemer en kunstliefhebber Fleur Groenendijk (vroeger bestuurlijk betrokken bij o.a. ‘Het Gezelschap’ en ‘Roodkapje’) heeft voor zijn goede doelen een stichting opgericht: de Fleur Groenendijk Foundation (FGF).

Deze organisatie wil jongeren stimuleren in hun opleiding en vorming op het terrein van architectuur. Architectuur in de breedste zin van het woord, ook in relatie tot kunst, cultuur of wetenschap. De foundation heeft als prijs De Meester in het leven geroepen met als doel jonge architecten of stedenbouwkundigen te ondersteunen en zijn/haar werk een podium te geven. Om voor de prijs in aanmerking te komen moet de inzending van een deelnemer aan de volgende beoordelingscriteria voldoen:

• het werk moet onderscheidend of visionair zijn;

• het werk moet zodanig waarde toevoegen aan de context dat deze zonder haar niet meer voor te stellen is;

• het werk moet een monumentaliteit in zich hebben in die zin dat het ook na functieverlies het behouden waard is;

• het werk moet communicatief sterk zijn.

Het geldbedrag dat aan de prijs is verbonden, vijfduizend euro, moet ingezet worden voor het creëren van naamsbekendheid van het werk en/of van de net afgestudeerde architect of stedenbouwer. Eind oktober 2019 werd in Het Nieuwe Instituut voor de vijfde keer De Meester-titel door een jury onder leiding van architect Dikkie Scipio toegekend aan Ruud van Leeuwen voor een binnenstedelijke transformatiestrategie van een industriewijk in Hamburg.

In dit nummer van Puntkomma besteden we echter aandacht aan een ander project dat die avond meedong naar de titel De Meester, te weten De Verticale Buurtstraat van Mikolai Brus. Dit ontwerp biedt een originele invalshoek op de bouwopgave en de verdichting van de (binnen)stad. Het oordeel van de jury over dit plan was: ‘Het ontwerp is compleet, consistent en communicatief sterk.’

Wie is Mikolai Brus?

Mikolai is geboren 8 oktober 1986 te Delft. Van jongs af aan wilde hij gebouwen ontwerpen: architect worden. Door een dyslectische beperking richtte hij zich eerst op het ontwerpen en maken van dingen en koos hij voor een mbo-opleiding aan het Hout- en Meubileringscollege in Rotterdam. Een docent aan dit college stimuleerde hem een Bachelor Degree in Interieurarchitectuur en Meubelontwerpen aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag te gaan doen. Vanaf 2013 studeerde hij aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst voor een Master degree in Architectuur.

Tijdens zijn studies werkte hij achtereenvolgens bij AA Architecten en Robert de Nijs Interieurarchitecten in Den Haag, waar hij onder andere werkte aan de inrichting van villa’s in opdracht van particulieren. Vervolgens was hij bij DoepelStrijkers Architecten te Rotterdam betrokken bij het (interactief) inrichten van KPN-winkels en het opstellen van stedenbouwkundige plannen met daarin bijzondere aandacht voor duurzaamheid, onder andere in IJmuiden. Van af 1 februari  jl. is hij architect - interieurarchitect – en designer bij het bureau ZUS [Zones Urbaines Sensibles], ook in Rotterdam waar hij betrokken is bij meerdere projecten, waaronder de plintinvulling van een hoogbouwproject aan het Delftseplein.

Kees Vrijdag:

In meerdere publicaties (‘Rotterdammers maken stad’, IABR 2012, ‘Zakboekje Binnenstad, Update’ 2019) gaat men uit van de stedenbouwkundige vuistregel dat tien procent van een agglomeratiebevolking in de het centrum van een stad moet wonen. Voor Rotterdam zou dat 60.000 inwoners (nu: 36.000) inhouden. Hoe zie jij dat?

Mikolai Brus:

Ik ben het er mee eens. Omdat de toekomst van de mens in de stad ligt. Vandaag de dag, anno 2020, woont al meer dan 55 % van de wereldbevolking in de stad. In 2040 zal dit stijgen naar 70%. De reden hiervan is dat de grootste economieën in de steden liggen en meer dan 80% van het nationaal inkomen wordt verdiend in de steden. Daarnaast hebben steden een hoge dichtheid en daarmee een grotere efficiëntie per bewoner en dus een kleinere footprint en impact op het milieu. Ook is het grotere draagvlak voor diverse voorzieningen in het stadscentrum van belang. Waarbij sociaal en duurzaam de basis zijn voor de gemeenschap, waarbij een buurt ontstaat. Dus in het kort ja, die 10%-regel gaat nog steeds op. Misschien nog wel meer dan vroeger.

KV: In juli 2019 lanceerde de Rotterdamse wethouder Kurvers (o.a. bouwen in zijn portefeuille) een ‘Strategische Visie Verstedelijking’. Er moeten 50.000 woningen bij komen tot 2040. Wat vind je daarvan?

MB: De in juli gepresenteerde plannen zijn vooral gericht op gebieden buiten de binnenstad, zoals Feijenoord City, Rijnhaven, Merwe-Vierhavens, Alexanderknoop, Hart van Zuid. Mooi en zeker heel nuttig, maar die dragen niet bij aan de verdichting van de binnenstad. De plannen voor de binnenstad zijn maar voor een paar plekken en alleen in de vorm van hoge torens. Deze dragen niet bij aan de leefbaarheid van de binnenstad.

KV: Dat lijkt dan toch een begin van een oplossing, waar men de afgelopen jaren al mee bezig is. Kijk maar naar de torens op het Wijnhaveneiland.

MB: Dat is onmiskenbaar het geval, maar de verdichtingsvraag voor de Rotterdamse binnenstad wordt voornamelijk opgelost door een eenzijdige vorm van bouwen. Er wordt met grote en hoge volumes gebouw die niet alleen eenzijdig maar ook monotoon zijn, bestaande uit ‘gestapelde plattegronden’. Daardoor ontstaat er een eentonige bebouwing die aan de basis ligt van een eenzijdige samenleving. Dit is slecht voor de stedelijke samenleving en de sociale veiligheid. Bij mijn ontwerp voor de Verticale Buurtstraat heb ik me laten inspireren door de grid-structuur van Barcelona met woonblokken van hetzelfde formaat. Maar ieder blok heeft zijn eigen karakter en invulling. Daarmee ontstaat een levendig en afwisselende buurt, terwijl Barcelona toch een van de dichtst bebouwde steden is zonder hoge torens.

KV: Kritiek van de juryvoorzitter op jouw plan voor de ‘Verticale Buurtstraat’ was: het is een monolitisch ontwerp, introvert en gesloten.

MB: Mijn ontwerp bevat binnenpleinen die ook toegankelijk zijn voor publiek van buiten, niet alleen voor bewoners: dat is open en uitnodigend. Het is dus wel extravert gericht en haalt ‘buiten’ naar ‘binnen’ en andersom. Een voorbeeld hiervan is in de praktijk te vinden in de Sargfabrik (Wenen, Oostenrijk), met een zwembad dat ook door mensen van buiten het gebouw gebruikt kan worden. De functies naar buiten toe worden ook zichtbaar gemaakt in de plint, bijvoorbeeld met zaken als Urban Guides of de Culinaire Werkplaats die we kennen van het Schieblock in Rotterdam.

Een voorbeeld dat je kunt kwalificeren als ‘Permanent Opzoomeren’ (een in Rotterdam ontstane aanpak om door activiteiten de straat te verbeteren en sociale banden tussen buren te versterken) is een appartementencomplex in Malmö (Zweden) met een green contract. Hiermee wordt de bewoner verplicht aan collectieve programma’s deel te nemen en daarmee onderdeel te zijn van de gemeenschap. Noem het ‘complementaire collectiviteit’; mensen kiezen bewust voor hun leefomgeving, ze kiezen voor hun toekomst en deze moet goed, veilig en aangenaam zijn.

KV: Komt het omdat kopers zelf meer verantwoordelijkheid gaan tonen?

MB: Dat klopt, maar dat zou door middel van een flankerend sociaal programma en een actieve gemeenschap ook voor huursituaties moeten werken. Je kunt het vergelijken met het hufterproof maken van straatmeubilair. Dit werkt vaak averechts, want door het ‘fragiel’ te ontwerpen nemen mensen zelf de verantwoordelijkheid om het netjes te gebruiken, maar ook de sociale controle in een gebouw of buurt moet ondersteunend werken.

KV: In jouw concept spreek je van ‘een prealabele grondhouding’: deze vorm van bouwen moet voorrang krijgen op andere projecten?

MB: Dit zal inderdaad door de gemeente moeten worden gestimuleerd. Mijn project was een theoretisch ontwerp om mijn visie en plannen te testen en te visualiseren. Daarvoor heb ik ook drie test cases op verschillende plekken in en rond het centrum van Rotterdam getekend, het Dakpark, de Staringbuurt en Feyenoord City. Daarbij waren er gebouwen van 50 x 50 meter en 4 tot 8 lagen hoog tot aan een gebouw van 100 x 100 meter en 6 tot 12 lagen hoog, met 350 tot 400 woning units in verschillende grootte voor verschillende doelgroepen. Maar op de woningplattegronden en woningaantallen heb ik me niet gefocust tijdens mijn onderzoek: het ging mij om de buitenruimte, ‘de straat’ en de gemeenschapsplekken, ‘het programma’ in het gebouw. Centraal staat elkaar ontmoeten, dwars door alle sociale lagen en generaties heen. Zo maak je een binnenstad!

-------------------------------------------------------------------------------------

Paul Becht van ‘Bouwfonds Property Development’ over De Verticale Buurtstraat:

Met zijn Verticale Buurtstraat maakt Mikolai Brus zichtbaar hoe de ‘menselijk maat’ en ‘behoefte aan collectiviteit’ te vertalen naar ruimtelijke (woon-)concepten. Het biedt zeker ook antwoorden op thema’s die de gemeente Rotterdam in haar architectuurbeleid heeft opgenomen, teneinde sociaal isolement en anonimiteit te voorkomen. Ook BPD herkent zich in het gedachtengoed van Mikolai. Zo ontwikkelden wij, samen met architectenbureau van Bergen en Kolpa, in 2016 het concept voor een familyscraper, een woontoren waarin gestapelde buurtstraatjes en gezinswoningen zijn opgenomen. Onder de naam Maasbode wordt deze in het tweede kwartaal van 2020 op de markt gebracht. Het bewijs dat de Verticale Buurtstraat geen luchtfietserij of rebellie is!

Paul Becht, regiomanager BPD Ontwikkeling BV

--------------------------------------------------------------------------------------

I

Misschien vind je dit ook leuk