Recensie

Literair Café De Overheid 1978 – 1996. Uitgeverij Stichting CulTien, 2018

Door
Hugo Bongers
Oct 1, 2019

In een mooie, kleine publicatie wordt de geschiedenis van Literair Café De Overheid verteld. Een café dat tussen 1978 en 1996 aan de Nieuwe Binnenweg 218 lag, een stukje Binnenweg dat toen vooral bekend stond door de uitstraling van de prostitutie daar in de buurt. Een rauw rafelrandje van de stad, een goede plek voor dichters en dromers. Opgericht door enkele mensen uit het literaire leven die een presentatieplek voor literatuur misten. Het Rotterdamse literaire leven van na de oorlog, kort beschreven in dit boek, steunde vooral op de literaire activiteiten van één grote kunstinstelling, de Rotterdamse Kunststichting. De Overheid was een particulier initiatief, ongesubsidieerd en losjes georganiseerd. Een stichtingsbestuur runde bij de oprichting de zaak, zowel de literaire optredens en publicaties als het cafébedrijf. Op de barmedewerkers na werd de zaak getrokken door vrijwilligers.

Het boek geeft een bescheiden overzicht van het literaire leven van Rotterdam eind jaren zeventig en in de jaren tachtig, met veel programmaoverzichten van De Overheid, namen en foto’s. In samenwerking met Schrijver School Samenleving kwamen alle Nederlandse schrijvers van enig belang in De Overheid optreden. Door een samenwerking met Poetry International traden buitenlandse dichters in het literaire café op of organiseerde De Overheid tijdens het festival een ‘bodega’ in de Doelen waar buitenlandse dichters onder vakgenoten konden verblijven. In het boek staan mooie anekdotes over de ruzies die ontstonden door voortijdig alcoholgebruik van op het festival optredende dichters. (Alcoholgebruik was in de literaire scene van dat moment sowieso een punt. De Overheid voerde niet voor niets als motto de titel van een dichtbundel van de Rotterdamse dichter Riekus Waskowsky: ‘Slechts de namen der grote drinkers leven voort.’) Hoogtepunt in de optredens in het café was de voordracht van de Amerikaanse beat poet Allen Ginsberg, die later nog eens terugkwam naar Rotterdam; zijn optreden werd toen wegens grote belangstelling verplaatst naar Dizzy.

De Overheid was meer dan een fysiek podium; het gaf ook publicaties uit en had een tijdje een column in De Havenloods. Het café was een goede plek voor de presentatie van nieuwe bundels en boeken, vaak geproduceerd door kleine, jonge literaire uitgeverijen die in die tijd in Rotterdam ontstonden. De Overheid was een podium waar veel nu bekende Rotterdamse literatoren hun debuut maakten. In het boek zijn verschillende gedichten opgenomen die de publicatie tot meer maken dan zomaar een tijdsbeeld. Dat tijdsbeeld komt overigens wel tot zijn recht door het reproduceren van een grote hoeveelheid in het café geschoten foto’s tijdens optredens en feesten en in een serie korte teksten onder de noemer ‘Personeel en klanten herinneren zich…’

Een van de wijze lessen die uit deze publicatie kan worden getrokken is dat stichtingsbesturen en vrijwilligers niet goed zijn in het runnen van een kroeg. Al na twee jaar droeg de stichting, die eigenaar was van het pand en vergunninghouder, de exploitatie over aan Dizzy. De stichting zou zich verder geheel toeleggen op de programmering. Ook later in Rotterdam zouden nog wel enkele initiatieven (zoals kunstenaarssociëteiten) sneuvelen op de moeizame relatie tussen inhoudelijk programma en de eisen die aan horeca worden gesteld. Dat is van belang, omdat de laatste decennia steeds meer culturele activiteiten afhankelijk zijn van horeca-opbrengsten. Professionele horeca-exploitatie door culturele instellingen is nu een overlevingsnoodzaak. Daar kwam het bestuur van De Overheid al in 1980 achter. Eind 1984 verdween vervolgens ook de nadruk op literaire activiteiten. De stichting verdween, De Overheid werd helemaal door Dizzy overgenomen en verbouwd. Geheel tegen de bedoeling van de oprichters in werd er vanaf dat moment in de zaak muziek gedraaid. In de programmering verschoof de aandacht ook naar muziek. Voor veel Rotterdamse musici werd De Overheid een podium. Dat zien we ook op de foto’s in het boek: Rotterdamse schrijvers zoals Jan Oudenaarden, C.B. Vaandrager, Frans Vogel en A. Moonen verdwijnen uit beeld, Pierre van Duijl en Harry-Jan Bus komen ervoor in de plaats. Bram Peper blijft wel door het beeld lopen.

Ook dat is veelzeggend: in de cafés van Rotterdam heeft muziek de literatuur verdrongen. Tegenwoordig hebben veel cafés in Rotterdam een muziekprogramma, het zijn goede plekken voor muzikanten om regelmatig op te kunnen treden. Literatoren zijn er zeldzaam geworden. Na sluiting van de Overheid, herinner ik me, heeft café de Consul aan de Westersingel nog een tijd een literair programma gehad. Op dit moment heeft ’t Schouwtje aan de Witte de Withstraat nog zo’n programma, zo ook Wijnbar Koffie & Ambacht op Zuid. Maar na De Overheid is er geen uitgesproken literair café meer in Rotterdam geweest. Tsjechov, enkele jaren geleden aan het Deliplein met die doelstelling opgericht, heeft het niet lang volgehouden. Muziek is de dominante cafécultuur, niet literatuur.

Is dat jammer? Komt literatuur er op de podia bekaaid vanaf? Vergeleken met eenenveertig jaar geleden, toen De Overheid werd opgericht om de band tussen kunstenaar en lezer te versterken, is er veel veranderd. Niet langer in de cafés maar op de professionele podia is veel dichtkunst te zien en te horen. Literatuur vinden we overal in de programma’s terug; van grote theaters als Zuidplein en Theater Rotterdam, van middelgrote theaters als Walhalla, WORM, Islamunda en ‘t Kapelletje. Maar ook in musea als Boijmans Van Beuningen, Wereldmuseum en Museum Rotterdam. In bibliotheekfilialen en Leeszaal West, tijdens festivals in parken en op pleinen. Literatuur is overal en dat komt door de snelle verspreiding van een nieuw literair genre: Spoken Word. Dat genre begon zo’n twintig jaar geleden een zegetocht, van onderop, gesteund door een jong publiek. Die kunstvorm is met zijn publiek inmiddels volwassen geworden en wordt nu ook vaak buiten het culturele circuit ingezet: bij conferenties, debatten, bedrijfspresentaties en zo meer. Een veelvoud van programma’s en organisaties zijn ontstaan, met fraaie namen als Paginagroots, Woorden worden zinnen, Flow Spoken Word, Unwanted Words, Poetry Slam, Spraakuhloos en 010 says it all.

Er kan veel gezegd worden over de overeenkomsten en verschillen tussen Spoken Word en de traditionele dichtkunst zoals we die op de foto’s in het boekje over De Overheid gepresenteerd zien worden. (Zie hiervoor ook het artikel van Henk van Dillen en mij in Puntkomma nummer 16 op www.puntkomma.org) Toen werd er, redelijk statisch, veelal nog van papier voorgelezen. Nu ligt de nadruk meer op de presentatie: (meestal) uit het hoofd, ritmische voordracht, het hele lichaam doet mee. Spoken Word is vaker autobiografisch, eigen ervaringen worden uitgesproken, het heeft vaak  een maatschappelijk urgente ondertoon. Spoken Word is echte podiumpoëzie en nu recent de eerste landelijke Spoken-Wordbundel is verschenen (Hardop, uitgeverij Atlas Contact) wordt de vraag direct gesteld of dat eigenlijk wel kan: Spoken Word op papier, zonder de persoonlijke voordracht van de maker.

Omdat ook ‘ouderwetse’ dichters steeds meer over hun podiumpresentatie nadenken en door hun festivalervaring een lossere voordracht zijn gaan praktiseren groeien oude en nieuwe dichters naar elkaar toe. Ze vinden in een stad als Rotterdam vele podia om hun werk te presenteren. Het zou eigenlijk een stap terug zijn als er nu een literair café zou moeten komen om lezers en schrijvers bij elkaar te brengen. Er zijn wellicht nog allerlei knelpunten in de literaire sector, maar de veelheid aan plekken waarop voor een veelkleurig publiek van alle leeftijden poëzie voorgedragen wordt laat zien dat er forse vooruitgang is geboekt. Alleen daarom al mogen we het boekje over De Overheid koesteren, omdat het laat zien dat het nu niet meer op die manier hoeft. Een literair café? Das war einmal…

Misschien vind je dit ook leuk