Cultuur

Festivalstad Rotterdam

Rotterdam is een festivalstad. Dat vinden wij niet alleen, dat vinden ook internationale organisaties die de hele wereld overzien en die Rotterdam regelmatig prijzen voor zijn festivalbeleid. Rotterdam is al ten minste vijfentwintig jaar een echte festivalstad vol kleine en grote festivals en openluchtevenementen. Het begon in de jaren zeventig en kreeg vaart in het begin van de jaren negentig met de oprichting van Rotterdam Festivals, een organisatie die regelt, ondersteunt en nieuwe initiatieven neemt. Hoe staan de festivals er nu voor en wat valt op? Puntkomma bezocht enkele festivals die in mei en juni werden gehouden. Hoe vernieuwend is het aanbod eigenlijk? Hoe wordt met het publiek gecommuniceerd? Wat heeft de stad er aan? En wat viel op? Een verslag van een persoonlijke keuze uit het rijke festivalaanbod gedurende deze twee maanden.
Door
Hugo Bongers

Festivals zijn goed voor de stad

Waarom zijn festivals interessant voor een stad? Waarom spannen zoveel steden over de heel wereld zich in om een ‘festivalbeleid’ te hebben? De antwoorden liggen voor de hand: Festivals geven kleur aan de stad, dragen bij aan de identiteit. Festivals hebben alles te maken met de profilering van de stad, met de marketing ervan. Festivals verhogen de beleveniswaarde van de stad, maken die aantrekkelijk om er langer te verblijven. Vooral in de binnenstad is plaats voor festivals, maar ook woonwijken en perifere gebieden worden als festivallocatie gebruikt, als ze maar een exotisch tintje hebben (zoals de Rotterdamse Onderzeebootloods op de Heyplaat). Panden in de sfeer van ‘industrieel erfgoed’ zijn een geliefde festivallocatie.

Het interessante van festivals is het live karakter ervan. Alles gebeurt hier en nu, de bezoeker neemt deel en kan de optredende kunstenaars (bijna) aanraken. Kunstenaars zijn meestal aanspreekbaar, zoals de filmmakers bij het filmfestival en de dichters bij het poëziefestival. Er zitten geen schermen tussen het gebeuren en de bezoeker. De sfeer is levendig, de bezoeker dwaalt vaak van de ene activiteit naar de andere (het polsbandje is een nuttige uitvinding voor festivals). Onderweg is meestal goed te eten en te drinken.

Belangrijk voor een festival is het vernieuwende aanbod in de keuze die een festivalorganisator of artistiek leider heeft gemaakt. Een festival brengt vaak onbekend aanbod van heinde en verre. Wat moet je zien en waarom? De scheidende artistiek leider van het Holland Festival, Pierre Audi, zei het onlangs zo: “De functie van het festival is naar mijn mening dat mensen hun agenda leegmaken om vanuit een blanco basishouding in korte tijd veelvoudig verrast te worden. (…) Mensen moesten gaan begrijpen wat het festival beoogt, durven vertrouwen op het aanbod.” (NRC Handelsblad 22 mei 2014) Vertrouwen op het aanbod, dat doe je als je naar een festival gaat. Dat is een andere houding dan als je een kaartje koopt voor één bepaalde voorstelling, met wellicht de recensie onder handbereik. De boodschap van een festival is: Laat je maar verrassen en ga naar iets kijken of luisteren waar je tevoren geen idee van hebt.

World Food Festival 2013

Rotterdam Festivals en andere partijen nemen regelmatig initiatieven voor nieuwe festivals. Vorig jaar had Rotterdam een grote klapper met het World Food Festival. Een nieuw festival en direct een groot succes: ruim 80.000 bezoekers kwamen naar het evenement dat met 120 programma-onderdelen gedurende vijf weken op veel plekken in de stad te zien was, met een centrum in het Museumpark. Meer dan 100 horeca-instellingen, voedingswinkels en culturele instellingen deden mee. De theatervoorstelling ‘Patatverhalen’ die nabij de filialen van Bram Ladage herhaaldelijk werd opgevoerd illustreert de laagdrempeligheid. Een mooi voorbeeld van een geslaagde vernieuwing van de festivalformule.

Woordnacht

Het literaire festival Woordnacht is nieuw in de stad en introduceerde twee opvallende, positieve kwaliteiten. Het bracht de culturele as van Rotterdam weer eens onder de aandacht en het toonde naast gevestigde literatuur ook werk van jongeren en vernieuwende vormen van woordkunst. De 23 locaties waarop Woordnacht plaatsvond waren grotendeels gerangschikt langs of vlakbij de route vanaf het Centraal Station tot aan de Westzeedijk. Die route werd deze keer de ‘literaire as’ genoemd, maar sinds het begin van de jaren negentig kennen we die ook als ‘culturele as’, een as die ter hoogte van de Arminius kruist met de ‘kunstas’ van de Witte de Withstraat en het Museumpark.

Woordnacht bracht terecht deze culturele as weer eens onder de aandacht. Met de opening van het nieuwe Centraal Station en de rode loper zou de culturele as de komende tijd een renaissance kunnen beleven. De as kennen we de laatste jaren vooral van de beelden, maar werd voor Woordnacht ingezet door een keur van verrassende plekken om te toveren tot een podium voor woordkunst. Drie kerken, een particulier woonhuis, galerieën, verschillende horecagelegenheden, culturele instellingen, maar ook het politiebureau en het zwembad van het revalidatiecentrum Rijndam deden mee. Die 23 locaties werden breed geprogrammeerd: het HipHopHuis aan de Delftsestraat net buiten de as en de Arminius met ‘jonge’ vormen van literatuur zoals spoken word. De Pauluskerk slaagde erin dichters uit eigen stal te combineren met de ‘officiële’ literatuur, terwijl aan de andere kant van het spectrum in Sociëteit De Harmonie een literair zeer verantwoord maar ook erg geestig gesprek met Thomas Rosenboom plaatsvond.

Maar wie had tijd om alle 23 locaties af te lopen, locaties waarop veelal meerdere programma-onderdelen te beluisteren waren? Horecagelegenheid Nostra telde die avond maar liefst 11 onderdelen. Alles tezamen meer dan 125 activiteiten, te bezoeken tussen 20.00 en 00.30 uur. (Woordnacht eindigde nogal vroeg in de nacht.) Dat is gekkenwerk, leuk als er duizenden bezoekers zijn, maar dat haalde Woordnacht deze eerste keer bij lange na niet. De marketing was niet erg intensief. Wekenlang zagen we in de stad alleen posters en flyers met cryptische teksten waarover de vormgever op artistiek verantwoorde wijze door de drukker reeds graffiti had laten aanbrengen. Hierdoor kreeg je de stellige indruk dat de posters er al maanden hingen en het feestje al lang voorbij was. Jammer, maar hopelijk komt er een volgende keer en herneemt de organisatie zich.

Poetry International

Woordnacht beleefde zijn eerste aflevering en kenmerkte zich door in de volle breedte van het literaire leven te programmeren op een keur aan uiteenlopende podia, daarmee pogend een nieuw festival format te introduceren. Hoe staat het inmiddels met Poetry International die in de niche van de dichtkunst opereert? Op het eerste gezicht heeft Poetry International alles mee om een doodsaai festival te zijn. In essentie komt iedere aflevering van het festival neer op een rijtje dichters uit de hele wereld en in Rotterdam verzameld die, staand op een podium achter een lessenaar, hun gedichten voorlezen. Dat is de essentie van het hele gebeuren en als er niet een trouw publiek was dat geboeid luistert naar zo’n ouderwets fenomeen als voorlezende dichters dan zou dit festival al lang zijn wegbezuinigd. Maar dat publiek is er, ook op deze 45ste editie. Het festival is twee jaartjes ouder dan het International Film Festival Rotterdam dat volgend jaar zijn 44ste aflevering kent. Poetry is dus het oudste culturele festival van Rotterdam, vrucht van de op vernieuwing gerichte jaren zeventig toen de festivalformule in Rotterdam werd uitgedacht als middel tot drempelverlaging en publieksvergroting.

Poetry International houdt zich niet alleen staande door een trouw en bijzonder geconcentreerd publiek. (Een Rotterdamse dichter die door een hoestaanval werd overvallen sloop stilletjes weg uit de zaal om zijn collega niet langer te storen.) Ook de formule, het format, wordt regelmatig vernieuwd. Lang geleden verliet Poetry al op de zondagmiddag het podium van de Doelen om dichters op een podium in Het Park bij de Euromast in de zon te laten zweten. Die middag werd Poetry in het Park, later het Dunya Festival dat nu is opgegaan in Rotterdam Unlimited; dichters komen we daar niet meer tegen. Inmiddels ziet een festivaldag van Poetry er afwisselend uit, met een optreden in het NN DE Café, een gallery tour, een picknick in Arboretum Trompenburg, een vertaalprogramma, een dagelijkse talkshow, gesprekken met dichters, specials over bijvoorbeeld nieuwe media of over de relatie tussen poëzie en wetenschap, een dichtersestafette of een prijsuitreiking. Afwisseling volop en in de foyer van de Rotterdamse Schouwburg waar het festival lang geleden naar toe is verhuisd zijn de dichters tussen de bedrijven door aanspreekbaar.

De talkshow in de foyer van de Schouwburg werd deze keer gepresenteerd door Daniel Dee, momenteel stadsdichter van Rotterdam. Wellicht is Dee een vaardig dichter, maar als anchor van een talkshow valt hij tegen. Wij zijn in Rotterdam wellicht verwend met de flux de bouche van collega-literator en talkshow host Ernest van der Kwast; in vergelijking daarmee is Dee nogal saai en weinig uitgesproken. In de overige presentaties van Poetry viel Marjolijn van Heemstra, dichter en regisseur bij het Ro Theater, wel op, een uitgesproken theaterpersoonlijkheid die hopelijk volgend jaar een talkshow mag presenteren.

Poetry International heeft de laatste jaren een sterke band met beeldende kunst. Niet alleen is de grafische vormgeving van de Poetry-uitingen van hoog niveau, er is een ook dagelijkse tocht langs de belangrijkste galeries van de stad waar dichters optreden, de Language & Art Gallery Tour. Ook de decors achter de optredende dichters, debatten en andere evenementen zijn afbeeldingen van met zorg geselecteerde kunstwerken.

Poetry International is meer dan een jaarlijks festival, het is ook een enorme verzameling van kennis over dichters. Honderden dichters met biografieën, artikelen, gedichten en vertalingen zijn opgenomen op de website van Poetry International. Het is een constant vernieuwde en aangevulde kennisbron, een netwerk van informatie voor dichters en geïnteresseerden van over de hele wereld. Een sterk punt van Poetry International is dat het een publieksgericht festival goed weet te combineren met het in stand houden van zo’n internationale community van dichters en vertalers.

Stand Out To Sea

Een klein, bescheiden festival van twee dagen rondom de Leuvehaven en de scheepshelling Koningspoort aan de Oude Haven. Stand Out To Sea, wat zoveel betekent als ‘het ruime sop kiezen’, heeft de prettige eigenschap niet al te pretentieus te willen zijn. De production value is laag: een eenvoudig podium met een eenvoudige geluids- en lichtinstallatie, weinig beveiliging en EHBO op het terrein, drukwerk uiterst eenvoudig, één bar en één eettentje. Ongetwijfeld allemaal door geldgebrek, maar het leidde wel tot een vriendelijk festivalletje dat voor mensen die in schepen zijn geïnteresseerd aardig moet zijn. Een tegenhanger van de juist bijzonder grootschalige Wereldhavendagen.

De vernieuwing die de organisatie deze keer probeerde te introduceren mislukte wel. Het optreden van Harry Merry, een musicus die in een kleine Rotterdamse cultwereld populair is, als hoofd act op de zaterdagavond trok nauwelijks publiek, ondanks het vormloze matrozenpak waarin de vals zingende musicus zich had gestoken. Dan pasten de verhalenvertellers en troubadours die optraden in het binnenste van het stokoude veenschip ‘Annigje’ een stuk beter in de formule, die wat oubollig oogt maar wel past in de naar nostalgie ruikende omgeving van historische schepen.

Dutch Electronic Arts Festival (DEAF) Biënnale

Het DEAF festival wordt sinds 1994 georganiseerd door de Rotterdamse kunstinstelling V2, een ‘interdisciplinair centrum voor kunst en mediatechnologie’. Twee jaar geleden is DEAF onafhankelijk geworden en is V2 een van de partners. In deze editie van DEAF was Het Nieuwe Instituut (HNI) een duidelijk aanwezige nieuwe partner. Niet alleen vonden de meeste bijeenkomsten en de hoofdtentoonstelling in HNI aan het Museumpark plaats, ook medewerkers van dit instituut waren nadrukkelijk aanwezig bij de vele seminars, workshops, presentaties en debatten waaruit DEAF voornamelijk bestaat.

DEAF is als festival moeilijk plaatsbaar. Het festival hult zich in de vermomming van een academische conferentie. De vorm is die van een drie dagen durende wetenschappelijke conferentie met key note speakers, lezingen, debatten en individuele presentaties van wetenschappers en ontwerpers. De voertaal is altijd Engels en onder het publiek zijn nauwelijks Nederlandstaligen op te merken. Rotterdamse kunstenaars ontbreken praktisch geheel. De relatie met de stad is inhoudelijk losjes, eigenlijk afwezig. DEAF presenteert zich als een internationale conferentie met technologie als uitgangspunt maar met oog voor de noodzaak om die technologie in een artistieke, esthetische of theatrale vorm te gieten om zo des te beter het verhaal te kunnen vertellen.

Maar welk verhaal eigenlijk? Centraal in de key notes en de hoofdtentoonstelling in HNI stond deze keer het begrip ‘The Progress Trap’. In essentie gaat het daarbij om de stelling, dat de technische vooruitgang de mensheid niet alleen voordelen heeft gebracht. “Het ‘experiment’ van beschaving dreigt nu de natuurlijke wereld waarvan het afhankelijk is, te overweldigen” stelt de catalogus ter toelichting op de key note van de bedenker van het begrip progress trap. Een variant op de vraagstelling die gedurende de gehele twintigste eeuw door denkers aan de orde is gesteld: Hebben de Verlichting en de technologische vooruitgang niet vooral veel rampspoed over de mensheid uitgestort in plaats van hun belofte van toenemende beschaving en groeiende humaniteit na te komen? Daarmee voegt het thema van DEAF zich in een gesprek dat al erg lang aan de gang is. Het werd niet erg duidelijk waarom we er nu verder over moesten praten en hoe de verschillende onderdelen van de conferentie (zoals die over het gebruik van drones als artistieke project en middel tot politiek activisme) binnen het thema progress trap pasten.

De hoofdtentoonstelling in de grote zaal van HNI, naast de conferentie bedoeld voor een groter publiek, kreeg eveneens een weids thema mee: “De tentoonstelling The Progress Trap adresseert de huidige technocentrische visie op vooruitgang en is een maatschappelijk commentaar op de verleiding van technologische innovatie.” Even weids is de keuze van de 12 tentoongestelde werken. Te zien waren enkele bekende museale werken, zoals een ouder object uit 1994 van de uitvinder van de video- en mediakunstkunst Nam June Paik. Een werk van de Amerikaanse kunstenares Jenny Holzer, bekend van haar installatie bij de ingang van vertrekhallen 1 en 2 op Schiphol. De met veel publiciteit omgeven in Ghana geassembleerde auto Turtle 1 van Melle Smets en Joost van Onna, te zien geweest op de laatste Art Rotterdam. Foto’s van Lucas Foglia uit een grotere serie over mensen in de VS die ‘zelfvoorzienend’ proberen te leven. Allemaal werken die al redelijk bekend zijn. Daarnaast enkele interactieve werken waar niet veel kraak of smaak aan zat. De meest veelbelovende, The Blind Robotvan Louis-Philippe Demers (een robotarm tast voorzichtig het lichaam en het gezicht van de bezoeker af, alsof er een blind iemand tegenover je zit) was kapot. Al met al een betrekkelijk willekeurige, overbodige en weinig actuele tentoonstelling. Een tweede kleine tentoonstelling in het eigen huis van V2 was vooral een documentaire tentoonstelling met werk van studenten van een Londense opleiding, gericht op biotechnologie.

Ook DEAF is een community van mensen die elkaar kennen, die althans elkaars werk kennen en die op elkaar reageren. Het is nuttig voor de voortgang van hun werk dat ze elkaar af en toe ergens op de wereld zien en spreken. Wat DEAF mist in vergelijking met Poetry International is het vermogen om het festival daarnaast voor een breder publiek aantrekkelijk te maken. De tentoonstelling in HNI is te slap, te onspectaculair om dat doel te bereiken. DEAF doet weinig moeite zich met de stad te verbinden.

Kunstweekend Charlois

Onder de titel This could be Rotterdam or anywhere toonde het Kunstweekend Charlois nogal wat buitenlandse kunstenaars die in deze zuidelijke wijk van Rotterdam zijn neergestreken, plus een aardig contingent autochtonen die profiteren van het aangename kunstklimaat dat de laatste jaren in Charlois is ontstaan. Kunstweekend Charlois is een van de jaarlijkse atelier- of kunstroutes die in sommige wijken van de stad worden georganiseerd. Kunstroutes brengen een geïnteresseerd publiek in direct contact met kunstenaars (veelal buiten galeries om) op laagdrempelige locaties.

Onder de artistieke leiding van kunstenaar Ties ten Bosch werd in Charlois kwaliteit geleverd: verrassende locaties, goede kunstenaars en zinvolle nevenactiviteiten in de vorm van rondleidingen, wandeltochten, workshops, muziek en performances. Vergeleken met de vorige editie waren de kwaliteit van de werken, de organisatie en de marketing met sprongen vooruit gegaan. Dat de marketing zich nu op publiek in heel Rotterdam richtte was terecht, zoveel kwaliteit heeft het weekend inmiddels wel.

De prijs voor de meest originele locatie gaat naar de Rotterdamse kunstenaar Gilbert van Drunen die in een kamertje zonder daglicht in de klokkentoren van het oude kerkje van Charlois, slechts te bereiken door enkele gevaarlijk ogende steile trappen te beklimmen, een mooie selectie portretten had opgehangen. Prima activiteit, zo´n weekend, voor wie rustig kuierend of fietsend het verkennen van onbekende straten, pleinen en gebouwen wil combineren met het bekijken van zeer afwisselende kunstuitingen. Kunstroutes nodigen nu eenmaal uit tot slenteren, flaneren en de stad ontdekken, versterken daarnaast ook de identiteit van een wijk.

Operadagen Rotterdam

Operadagen Rotterdam is een omvangrijk festival; in 9 dagen 100 voorstellingen en evenementen van 32 projecten. Veelal zijn de voorstellingen nieuw of onbekend; vertrouwen op de smaak van artistiek leider Guy Coolen is dus een must voor de festivalbezoeker. Opera in de traditionele betekenis kom je in dit festival niet vaak tegen. De gekozen locaties zijn veelal bijzonder. Vorig jaar speelde een deel van Operadagen zich af in de oude gevangenis aan de Noordsingel, nu was naast de vertrouwde theaters de Onderzeebootloods op de Heyplaat een sfeervolle locatie, plus enkele kerken, Roodkapje, een sexclub en het dak van de Bijenkorf. Het festivalthema was deze keer ‘(R)evolutie en broederschap’ en dat thema bleek breed genoeg geïnterpreteerd te kunnen worden om veel bijzondere voorstelling naar Rotterdam te halen.

Operadagen Rotterdam is sterk in het schuren langs de marges van het begrip ‘opera’. Veel voorstellingen zullen door het publiek niet direct als ‘opera’ worden herkend, eerder is de vagere term ‘muziektheater’ van toepassing. Spelen met de grenzen van het genre, dat kenmerkt dit festival (en overigens veel kunstuitingen van de laatste tijd). Het optreden van Timur and the Dime Museum, door de organisatie betiteld als eenglam-indie-rock-opera band, had prima op een poppodium plaats kunnen vinden. De tenor Timur galmde in een hedendaagse dodenmis waarin milieurampen centraal staan. Soms half als man, half als vrouw gekleed. Het optreden had de vocale pathetiek van Queen van Freddy Mercury in zijn beste tijd. Queer sensitivity en camp, zo kun je het optreden wel karakteriseren.

In de voorstelling Flyway van Elisabeth Dunn liep het publiek onder leiding van een ‘gids’ in een klein groepje door de stad, voorzien van een koptelefoon en een verrekijker. Op gezette momenten zagen we door de verrekijker vogels. Meestal op beeldschermen die ergens hoog in een gebouw waren opgesteld, soms een echte broedende meerkoet. Door de koptelefoon kwam een nogal ongenuanceerd elektronisch geluidsgordijn. De voorstelling moet voor toevallige passanten wel opzien hebben gebaard, een groepje bird watchers dat naar vogels op beeldschermen keek, maar mistte voor de deelnemers theatrale spanning. Er gebeurde eigenlijk niets onderweg en de afsluitende act van de ‘gids’ op een plateau bij de Erasmusburg was niet meer dan een gymnastiekoefening. Geen theatrale opbouw, geen spanning, wel een aardige optocht door de stad.

Cultureel erfgoed was een uitvoering van de Negende Symfonie van Beethoven door het Rotterdams Philharmonisch Orkest in de Doelen. Ook erfgoed was de unieke vertoning van Robert Ashley’s televisie-opera Perfect Lives uit 1984 in theater De Gouvernestraat. Opvallend hoe actueel dit multimediale werk van dertig jaar geleden nog steeds is en wat goed van Operadagen en De Player om zo’n ouder werk weer eens te tonen. Verdi’s opera Macbeth werd krachtig gezongen door een all black cast voor eenall white audience in het Nieuwe Luxor Theater. De regisseur van deze uitvoering verplaatste de handelingen in het koningsdrama van Shakespeare naar Oost-Congo; een rauwe verkrachtingsscène werd afgewisseld met zwaaiende machetes. Veel te snel geprojecteerde teksten met te veel informatie over de achtergronden van de constante oorlogen in Afrika (grondstoffen, imperialistische machtsuitoefening, stammenstrijd) werden op het achterdoek geprojecteerd, naast pijnlijke zwart-wit foto’s van slachtoffers. Spelers en zangers hebben in hun persoonlijke leven te maken met het drama in Afrika. Door die ervaring te projecteren op een westerse kunstvorm (Shakespeare, Verdi, opera) scheppen ze een zekere afstand en mede daarom werd het als kunstwerk invoelbaar.

Hoogtepunt was de voorstelling Van den Vos van de Vlaamse toneelgroep FC Bergman, een veelvormig drama met levende muziek op het podium, een voorstelling waarvoor de technische ploeg van de Rotterdamse Schouwburg vier dagen aan het opbouwen was geweest. In dit stuk botsen de twee tegengestelde karakters van vos en wolf op elkaar, karakters die staan voor natuur en cultuur. De Essentie van het Kwaad, daar gaat deze interpretatie van het middeleeuwse epische gedicht ‘Van de vos Reynaerde’ eigenlijk over. De vos is hier niet zozeer slim als wel een pure machtswellusteling, een psychopaat. De wolf is de evenwichtige, twijfelende en rationale mens van de Verlichting. In een duister en mistig bos op het achtertoneel en rond het klotsende water van een zwembad op het voortoneel wordt de strijd tussen deze twee karakters getoond in ijzingwekkende, bloederige beelden. Koning Nobel is hier niet een rechtsprekende vorst maar een enge gigolo; zes amateurspelers treden op als drager en slepen het ene slachtoffer van de vos na het andere weg.

Bij de toelichting op het nieuwe seizoensprogramma kondigde Schouwburgdirecteur Ellen Walraven onlangs aan, dat zij de band met het gezelschap FC Bergman komende seizoenen gaat versterken. Weer een opvallend huisgezelschap er bij in de Schouwburg? Dat zou goed nieuws zijn voor toneelliefhebbers die een groter aanbod van spannende, complexe en schurende voorstellingen willen zien.

De nieuwe voorstelling van Wunderbaum, het reeds vertrouwde ‘huisgezelschap’ van de Schouwburg, viel tegen. Het muziekgezelschap dat ons bij het binnentreden van de zaal met een kort optreden ontving had later in de voorstelling nog wel eens terug mogen komen, het zijn tenslotte de Operadagen. Het thema van de al dan niet dwingende relatie tussen een land en een taal (in dit geval het enige tijd zelfstandige en neutrale landje Moresnet en de kunsttaal Esperanto) kon grondiger uitgediept worden in een stad waarin een traditionele burgerpartij beweert dat we hier allen Nederlands spreken. Wunderbaum zal de voorstelling nog wel eens hernemen. Dan is het zaak om de relatie met het langjarige Wunderbaumproject The New Forest verder uit te werken, een project waarin het begrip ‘utopie’ centraal staat. Er valt meer te zeggen over de relatie tussen taal, volk en staat dan in deze eenmalige en nogal impressionistische voorstelling tijdens de Operadagen gebeurde.

ZigZagCity

Twee jaar geleden voor het eerst, nu de tweede editie van ZigZagCity, ook een poging tot vernieuwing van het festivalaanbod in Rotterdam. Thema is het zichtbaar maken van minder bekende delen van het centrum van de stad. Iedereen kent wel de Lijnbaan, de Meent, de Coolsingel, de Koopgoot, maar het centrum is meer dan die iconische plekken en over dat meerdere is een interessant verhaal te vertellen. Twee jaar geleden richtte het festival zich op binnenhoven achter de grote winkelstraten, zoals het Boomgaardhof, het Karel Doormanhof. Een interessante invalshoek; maar de toen voor dit festival ingezette middelen waren te bescheiden om op te vallen. Er gebeurde wel iets in de binnenhoven, maar dat ‘iets’ was te kleinschalig, te iel eigenlijk om indruk te maken.

Gelukkig kreeg ZigZagCity een tweede kans en nu stond het gebied rondom de Delftsevaart centraal, of preciezer gezegd de route vanaf het Pompenburg langs de Delftsevaart en het Hang naar het Blaakse Bos tot aan de Oude Haven. Nog wel een lange route, maar met paarse linten zichtbaar gemaakt. Met name in en rond de Delftsevaart en het Blaakse Bos was de enscenering goed uitgepakt waardoor geen enkele voorbijganger op de Meent het festival kan zijn ontgaan. Gedurende 12 dagen vond een keur aan activiteiten plaats; dansvoorstellingen, muziek vanaf de balkons van woningen, films, acts, rondleidingen. Een vondst was de route met archeologische opgravingen uit het Laurenskwartier die in vitrines in winkeletalages langs de route, in de kerk en de bieb waren tentoongesteld. Prachtig was de groene aankleding van het Blaakse Bos, de vooral door toeristen gebruikte looproute onder de kubuswoningen. ZigZagCity bleek een ontspannen festival te zijn, niet al te pretentieus, met aandacht voor het kleine en voor bijzondere achterkanten van de stad. Geen security gezien en dat valt tegenwoordig op in onze door angst gekwelde stad.

Ik liep een paar wandeltochten mee en hoorde toch weer wat nieuws. Altijd gedacht dat de stad uit het noorden via de Rotte werd bevoorraad, maar neen, de Delftsevaart was veel belangrijker voor de aanvoer van levensmiddelen uit het groene achterland van de stad. Onder de Hoogstraat had die vaart een lastig sluisje waar het vrachtverkeer doorheen moest. Nooit geweten dat Piet Blom, de ontwerper van de kubuswoningen (“vogelnesten waarin hij het wonen tot contactvorm verhief”, schrijft de organisatie), van het Potlood en van de woningen ten oosten van de Oude Haven, oorspronkelijk timmerman was en als architect een leerling van de structuralist Aldo van Eyck. Het ene verhaal na het andere rolde over elkaar heen, van gidsen maar ook van bewoners van het Laurenskwartier en zo kwam voor de deelnemers aan de verschillende rondleidingen het gebied tot leven. Zo werd de geschiedenis van het Laurenskwartier, het oudste stukje Rotterdam, op een speelse, aantrekkelijke en laagdrempelige manier gepresenteerd.

Dag van de architectuur

Maar het had wel wat drukker mogen zijn tijdens de rondleidingen van ZigZagCity. Dat het drukker kan bewijst de jaarlijkse Dag van de Architectuur. De meeste rondleidingen en excursies van dit festival gedurende een dag zijn tevoren al volgeboekt. Voor enkele locaties staan mensen in een rij te wachten om toegelaten te worden. Vooral voor hoge woon- en werktorens staan wachtrijen; Rotterdammers zijn dol op het uitzicht op hun eigen stad vanuit een zo hoog mogelijk gebouw.

De Dag van de Architectuur wordt al decennia landelijk georganiseerd door de Bond van Nederlandse Architecten. Al jaren wordt de Rotterdamse editie van de architectuurdag georganiseerd door AIR, het lokale architectuurcentrum. Nieuwe, recent opgeleverde gebouwen zijn voor deze ene keer toegankelijk en een geïnteresseerd publiek maakt gretig gebruik van de mogelijkheid om gebouwen te zien die normaliter niet of moeilijk toegankelijk zijn. Het programma van de Dag van de Architectuur volgt de ontwikkelingen op de bouwmarkt. Er is minder nieuwbouw, er is meer renovatie en vernieuwbouw, er is ook een sterker worden contingent ‘tijdelijk gebruik’. Een deel van de locaties is typisch voor onze tijd: Hergebruik van bestaande gebouwen en tijdelijke oplossingen voor leegstaande panden.

In het oude zwembad Tropicana hebben zich, vooral in de koele kelders, enkele ondernemers gevestigd die opereren in een ‘groene’, ecologisch verantwoorde sfeer. Opvallende partij is Rotterzwam die oesterzwammen kweekt op koffiedik afkomstig van lokale koffietententjes. Ook Kromkommer en Rechtstreex zitten er. De eerste gebruikt afgekeurde groenten die niet de juiste vorm hebben voor de superkritische supermarkten van onze tijd, de tweede streeft korte afstanden tussen producent en consument van ons voedsel na. In Fenixloods 2 op Katendrecht is (tijdelijk?) een verzameling bedrijven in de sfeer van bijzonder voedsel neergestreken. Ik bezocht ook het Ani & Haakien Hostel in het Oude Westen, gevestigd in een huizenblok dat nog onmiskenbaar de sfeer van de stadsvernieuwing van de jaren zeventig ademt. The Student Hotel aan de Oostzeedijk is een opvallende nieuwe bestemming voor een oud kantoorpand terwijl op dit moment om de hoek het oude kantoor van de gemeentelijke Sociale Dienst wordt gerenoveerd en bij dit bijzondere hotelcomplex wordt getrokken. De kelder van dit studentenhotel staat vol met honderden fietsen, bij de huurprijs inbegrepen. Enkele (internationale) studenten lieten ons tijdens de rondleiding hun kamer zien. Je huurt er tussen de tien maanden en één nacht.

De Dag van de Architectuur is een intelligente en blijkens de grote publieksopkomst gewaardeerde manier waarop verslag wordt gedaan van veranderingen die de stad Rotterdam kenmerken. Nieuwe of vernieuwde gebouwen, nieuwe of tijdelijke functies, ze worden ons door de vele rondleiders getoond en toegelicht. Voor één dag wordt het publieke domein vergroot. Die dag wordt ons een blik vergund op essentiële veranderingen in onze leefomgeving. En dat met de eenvoudige middelen van een folder, een website en rondleidingen. Dat blijkt voldoende om een nieuwsgierig publiek aan het festival te binden, om de stad uit te blijven leggen. —HB

Misschien vind je dit ook leuk