Cultuur

Het Scheepvaartkwartier in de Tweede Wereldoorlog

Het Scheepvaartkwartie: Een prachtige wijk in het centrum van Rotterdam, tussen Vasteland/Westzeedijk, Erasmusbrug, Maas en Parkhaven. Tot de 17e eeuw bestond de wijk nog niet. Het was buitendijks gebied, dat regelmatig overstroomde en gebruikt werd als weiland. In de 17e eeuw waren er aan de westkant blekerijen en wat buitenhuizen. In 1693 liet Rotterdam aan de oostkant de Zalmhaven graven. Er kwamen scheepstimmerwerven en aanverwante bedrijven, straten werden aangelegd, huizen gebouwd en zo ontstond het eerste stukje wijk. Met als grens de dijken Scheepstimmermanslaan en de latere Westerstraat, met huizen aan de Maas. Ook werd de westkant ingepolderd met dijken langs de Maas - de huidige Parklaan - en de Kievitslaan. Daar ontstond de Muizenpolder met haar buitenplaatsen en tuinen, moesgrond, theekoepels, oranjerieën, sloten en grachten.
Door
Elly Dragt en Lia Lugthart
Jun 1, 2020

Omstreeks 1840 begon Rotterdam met een grootschalige stadsuitbreiding richting het westen. Ook het Scheepvaartkwartier werd vergroot door stadsarchitect W.N. Rose, het zogeheten ‘Nieuwe Werk’. De dijk aan de Maas werd de Westerkade, voor een deel Willemskade genoemd na bezoek van koning Willem III. De huidige Veerhaven werd gegraven, met als zijhaven de Westerhaven tegenover de Muizenpolder. Mr. Rudolf Adriaan Mees, die ’s zomers op Maaslust in de Muizenpolder woonde, schreef in 1852 aan een vriend: ‘Helaas gaat door de uitbreiding met de Westerhaven het uitzicht wat verloren, maar voor de handel is het belangrijk’.

Het scheepvaartkwartier kreeg halverwege de negentiende eeuw de vorm die het nu nog heeft. Na de ophoging van de Westzeedijk (1969) en het dempen van de Zalmhaven (1994) verdween de oude bebouwing aan de oostkant van de Scheepstimmermanslaan, aan de Zalmhaven en een stuk Westzeedijk. Hier kwam nieuwbouw. De bedrijvigheid in de wijk heeft zich in de loop der tijd verplaatst van een drukke haven, waar schepen van heinde en verre hun lading losten en havenbaronnen in riante panden woonden en werkten, naar een woon- en werkgebied zonder havenactiviteiten.

Een wandeling door de wijk voert langs statige herenhuizen en gebouwen, waar in de gevelversiering de symbolen van handel en scheepvaart te zien zijn. De Parklaan biedt aan de noordkant schitterende negentiende-eeuwse villa’s die befaamde Rotterdammers in de Muizenpolder op de plek van de oude buitenhuizen lieten bouwen. Aan de zuidkant de panden die er na de demping van de Westerhaven gebouwd werden. Met als ‘vreemde eend’ het flatgebouw dat W. van Tijen er in 1933 als eerste experiment van het Nieuwe Bouwen neerzette. De Westerhaven werd al in 1902 gedempt; zij was te klein voor de moderne grote zeeschepen die na de aanleg van de Nieuwe-Waterweg Rotterdam aandeden. In de Calandstraat herinneren pakhuizen nog aan de vroegere havenactiviteiten. Zij zijn inmiddels verbouwd tot appartementen. Ook liefhebbers van jugendstil en art deco kunnen in de wijk terecht. Mooie voorbeelden zijn het sociëteitsgebouw van de Koninklijke Roei- en Zeilvereniging ‘De Maas’ en het Atlantic Huis, een van de eerste bedrijfsverzamelgebouwen in Nederland. De sfeervolle Veerhaven is de jachthaven voor historische zeilschepen. Met aan haar kade karakteristieke kantoorgebouwen zoals de Steenkolen Handels Vereniging van Van Beuningen en de Rotterdamse Lloyd, het scheepvaartbedrijf van de familie Ruys.

Historische Tuin Schoonoord, met de reusachtige Libanonceder uit 1860 als blikvanger, is een stille oase in onze drukke stad. Het Park, aangelegd door vader en zoon Zocher, is een populaire recreatiebestemming om te wandelen, picknicken en sporten. Een aantal bomen behoort tot de oudste van Rotterdam. De Euromast, internationaal bekend als Rotterdams icoon, is het toonbeeld van de wederopbouwperiode. Aan de Westzeedijk ligt de Noorse Zeemanskerk, een houten kerk met een verrassend interieur.

Langs de kades is het heerlijk genieten van de Maas.  De meeste havenkroegen zijn verdwenen, maar de vele horeca maakt van de wijk nog steeds een geliefd uitgaansgebied. Ook voor toeristen, die tegenwoordig in groten getale naar Rotterdam komen, zit een bezoek aan het Scheepvaartkwartier veelal in het pakket. Het Willemsplein is vaak de plek waar de kennismaking begint, omdat daar plaats is voor de vele bussen uit binnen- en buitenland. Wellicht ook omdat aan de overkant van het Willemsplein de cruiseschepen afmeren. Aan het plein ligt de aanlegsteiger waar de Spido-boten vertrekken voor een rondvaart door de haven. Toeristen willen natuurlijk de Euromast op, een stukje varen, een stukje lopen, een kopje koffie drinken op een terras aan het Westplein, een wandeling maken rond de Veerhaven waar de prachtige oude schepen liggen afgemeerd of een stukje lopen over de kades. Even stilstaan misschien bij het brandgrensmonument op de Willemskade. Het monument dat herinnert aan het bombardement van 14 mei 1940 op Rotterdam. Het bombardement dat in nauwelijks een kwartier tijd de binnenstad vernietigde.

Brandgrens

Op de Willemskade tegenover nummer 18 staat een donkergrijs monument dat uitleg geeft over de Brandgrens. Op de ronde natuursteen is in het midden de plattegrond van het centrum van Rotterdam afgebeeld met daarin aangegeven welk deel van het centrum verwoest is door het bombardement. Rondom de plattegrond staat te lezen: ‘10 mei 1940 Duitsland valt Nederland binnen / 14 mei 1940 bombardement van Rotterdam / 13:27 uur In een kwartier staat de stad in brand / 25.000 woningen verwoest 80.000 mensen dakloos 11.000 andere gebouwen verwoest / “DULCE BELLUM INEXPERTIS/ ZOET IS DE OORLOG TOTDAT JE HEM PROEFT” Erasmus / Mei 2010 / Markering van de Brandgrens / www.brandgrens.nl’ Vanaf dit punt is de Brandgrens aangegeven, dat is de grens om het verwoeste gebied heen. Het ontwerp is een lichtlijn in het plaveisel. Deze is gemarkeerd met grondarmaturen, waarin een icoon dat bestaat uit vlammen met daarin de silhouetten van de brandende stad, een Heinkel He-111 bommenwerper, en het beeld ‘La Ville Détruite’ (De Verwoeste Stad) van Ossip Zadkine. In het donker kleuren de lichten rood. Het monument is ontworpen door landschapsarchitect Adriaan Geuze in samenwerking met Perry Maas, Claudia Wolsfeld en Pieter Hoen. De lichtlijn is een ontwerp van West 8 urban design architecture bv in samenwerking met Opera Graphic

Maar het kan zijn dat toeristen helemaal niet herinnerd willen worden aan die zwarte bladzijde uit onze geschiedenis. In dat geval is het heel goed mogelijk om de oorlog links te laten liggen. De Tweede Wereldoorlog dringt zich niet op in dit deel van Rotterdam. Het is heerlijk toeven in onze wijk. Rotterdammers en andere bezoekers die wél meer willen weten, vinden in dit artikel vast wel iets van hun gading.

Het Scheepvaartkwartier in de Tweede Wereldoorlog

Van het Scheepvaartkwartier werd in mei 1940 alleen het oostelijk deel getroffen. Niet door bommen maar door de brand die erop volgde. De panden aan het Willemsplein werden totaal verwoest; ook ging een deel van de Westerstraat, de helft van de Maasstraat en een stuk van de Willemskade in vlammen op. En wat er na die allesverzengende brand nog stond is daarna gesloopt. In dit gedeelte van de wijk zien we nu alleen nieuwbouw.

Aan het einde van de Willemskade, bij de Veerhaven, lijkt het alsof de oorlog aan de wijk voorbij is gegaan. De prachtige panden staan er onbewogen bij. De oplettende wandelaar die bij zijn rondje om de Veerhaven het pand van Van Uden aan de Veerhaven 14/15 passeert, ziet nog beschadigingen op de gevel: sporen van kogelinslagen uit mei 1940, toen de Duitsers vanaf de zuidoever van de Maas probeerden om Rotterdam tot overgave te dwingen tijdens het gevecht om de Maasbruggen. In de directiekamer op de eerste verdieping zijn zelfs twee kogels door het raam naar binnen gevlogen en een groot schilderij, een Dordts havengezicht, binnengedrongen. De kogels moeten er nog achter zitten, want het doek is nooit van zijn plaats geweest.

Eigenlijk is het heel bijzonder dat er anno 2020 zo weinig zichtbaar is van wat zich hier in de bezettingstijd heeft afgespeeld. De hele wijk is namelijk al direct na de capitulatie van mei 1940 in handen gevallen van de Kriegsmarine, de Duitse Marine, net als de Luftwaffe en de Heer (landmacht) onderdeel van de Wehrmacht. Hier vestigden zich de Ortskommandant, baas over de Wehrmacht in Rotterdam; de gevolmachtigde van de rijkscommissaris Seyss Inquart, Dr. Carl Völckers die ging over civiele aangelegenheden, en hier was het kantoor van de Havencommandant met zijn staf. Bijna alle villa’s, huizen en kantoren in de wijk werden betrokken door stafdiensten van de Kriegsmarine. Diensten die toezicht hielden op de veiligheid, diensten voor bevoorrading, inspecties voor de bewapening van schepen, instellingen voor huisvesting van marinepersoneel en het Seemannsamt dat waakte over het welzijn van de matrozen. Alle militaire en verwante zaken werden met Duitse grondigheid administratief en juridisch geregeld. We hebben dikke mappen bekeken waarin ieder gevorderd of aangekocht onderdeel geadministreerd stond. De rivierpolitie had 30 agenten speciaal uit Hamburg gehaald om marineschepen te bewaken ter voorkoming van sabotage. In het Atlantic Huis op het Westplein was de Duitse Kamer van Koophandel gevestigd en een kantoor van de firma Krupp, grote afnemer van het Zweedse erts dat via Rotterdam naar het Ruhrgebied werd vervoerd.

Er was een school, een echte Duitse Oberschule en een ziekenboeg.  De verschillende diensten waren door de Duitse bewegwijzering gemakkelijk te vinden. De meeste panden werden gevorderd. Dat betekent dat de bewoners naar elders konden vertrekken. Het kwam ook voor dat militairen werden ingekwartierd. Dan konden de bewoners er blijven wonen en trokken de militairen erbij in. Hitler dacht dat hij, met de bezetting van Nederland en de verovering van Rotterdam, kon doorstoten naar Engeland en hij meende dit onder andere vanuit deze wijk voor elkaar te krijgen.

Operatie Seelöwe

Voor Operatie Seelöwe, de geplande Duitse invasie van Engeland, waren de voorbereidingen in augustus/september 1940 in volle gang. Schepen werden overal in Europa in beslag genomen: binnenvaartschepen, kustvaarders, sleepboten, begeleidingsschepen, vissersboten. De binnenvaartschepen werden omgebouwd tot landingsvaartuigen. Dat gaf de grotere scheepswerven direct veel werk. In Nederland alleen al werden 800 schepen in beslag genomen waardoor de schippers niet alleen hun schip, maar ook hun huis en hun broodwinning kwijtraakten. Veel schippers kwamen dan ook in moeilijkheden.

De gevorderde binnenvaartschepen werden ontkopt. De kop werd uitgesneden en voorzien van een afrit. In de Rotterdamse regio gebeurde dit op de werven Wilton Feijenoord, RDM en Gusto, Piet Smit jr. en Van der Giessen. ‘En zo bouwden de Nederlandse werven mee aan een Duitse vloot die Engeland zou gaan bezetten.’ (Jac. Baart in: Rotterdam Oorlogshaven) De Coolhaven werd gebruikt om te oefenen. Duitse soldaten marcheerden, luid het Engelandlied zingend, op de kades: Wir fahren gegen Engeland. De Rotterdamse bevolking dreef de spot met deze vertoning.

In alle havens langs de route naar zee en langs de kust lagen schepen te wachten op het begin van de invasie die, zoals bekend, niet is doorgegaan. Na de Duitse bombardementen op Londen, en daarna de zogenaamde Blitzkrieg, bleek de Royal Airforce (RAF) veel sterker dan de Duitsers hadden verwacht. De Duitse Luftwaffe was niet bij machte de RAF te verslaan. Hierdoor werd de operatie Seelöwe door Hitler en zijn trawanten bij voorbaat kansloos geacht. Ze zouden niet veilig de oversteek naar Engeland kunnen maken. Eerst werd de operatie uitgesteld en tenslotte afgeblazen. Hitler had zijn blik inmiddels naar het oosten gericht. Operatie Barbarossa stond op het programma.

Scheepswerven

De Duitse bezetter had na een inspectieronde langs de scheepswerven zich verzekerd van medewerking van de besturen en directies van alle werven. Al dan niet onder dwang waren ze akkoord gegaan om hun werkzaamheden onder Duits bewind voort te zetten. Er werd hun overigens weinig keus gelaten. Het was meewerken of verdwijnen. Angst om afgevoerd te worden naar Duitsland speelde zeker een rol. De bedrijven werkten mee, het ene bedrijf soepeler dan het andere. Werknemers die protesteerden of saboteerden werden aangegeven bij de Sicherheitsdienst. Op de scheepswerven bleef tot eind 1941 het bouwen van schepen voor de Kriegsmarine doorgaan: mijnenvegers, duikboten en transportvaartuigen. In de periode daarna traden er tekorten op en begon schaarste aan brandstof en materialen een rol te spelen.

Oberwerftstab

In het zogenaamde Scheepvaarthuis op de hoek van de Veerhaven en de Parklaan, had de Admiraal van de Kriegsmarine met zijn staf zich gevestigd, de zogenaamde Oberwerftstab. Directie en specialisten van Stoomvaartmaatschappij Van Nievelt Goudriaan & Co hadden daar het veld moeten ruimen voor deskundigen van de Kriegsmarine. Ingenieurs, werfspecialisten en toezichthouders werden uit Duitsland gehaald.

Tegenover het Scheepvaarthuis, aan de kopse kant van de Veerhaven, was een trap aangebracht. De heren van de Kriegsmarine, onberispelijk gekleed in aangemeten uniform hoefden alleen maar de straat over te steken en de trap af te gaan om in de aangemeerde vaartuigen plaats te nemen. Deze grijs geschilderde en van een Kriegsmarine-vlag voorziene gevorderde of gehuurde schepen, brachten de heren naar de verschillende scheepswerven. Hun belangrijkste taak was toezicht houden op nieuwbouw, reparatie en onderhoud van schepen. ’s Avonds werden ze weer opgehaald en afgezet bij het gevorderde gebouw van De Maas aan de Veerhaven. Hier konden de heren zich na gedane arbeid ontspannen en een hapje eten. Het gebouwtje fungeerde, tot verdriet van het bestuur van de vereniging, als Wehrmachtsheim. Het werd uitgebreid met een aanbouw voor een beter zicht op de rivier, later bestempeld als het moffenzaaltje.  Als beheerder hadden de Duitsers een NSB’er aangesteld. Ook het Casino op het Koningin Emmaplein was een geliefde plek om te ontspannen, of de sociëteit in het Park, waar nu restaurant de Harbour Club zit.

Als in de loop van 1943 de dreiging van buitenaf voor de Duitsers te groot begint te worden, wordt de hele wijk afgesloten met een muur.

De Citadel  

De wijk die zo gunstig is gelegen aan de rivier kon eenvoudig worden afgegrendeld. Dat gebeurde dan ook. Van de Zalmhaven tot de Coolhaven, over het Land van Hoboken, werden versperringen aangebracht. Veel prikkeldraad, maar ook muren, Panzermauer. Betonnen muren van twee meter hoog en een meter dik, tankgrachten, loopgraven en bunkers maakten van het Scheepvaartkwartier een vesting. Rotterdammers spraken in die tijd van Citadel. De Duitsers zeiden Zitadelle. Misschien dat oudere lezers het zich nog wel herinneren. Langs de kades en door de hele wijk stond luchtafweergeschut opgesteld. In bunkertjes lag munitie opgeslagen. Nederlandse aannemers waren in hun nopjes met het werk dat de Citadel opleverde. In de muren waren doorgangen uitgespaard voor de tram. In de wachthuisjes bij de muur hielden gewapende militairen de wacht. Zonder Ausweis kwam je de wijk niet in. Fotograferen was er verboden. Zelfs het meevoeren van een camera mocht niet. Achter de muur stond afweergeschut en in de muur waren schietgaten aangebracht. Het Scheepvaartkwartier was Sperrgebiet, militair terrein.

Van die versperringen is nu niets meer te zien. Er is ook niets meer dat eraan herinnert. Misschien is dat maar goed ook, je kunt niet overal bordjes ophangen of monumenten oprichten. Maar het verhaal vertellen kan natuurlijk wél en bij het verhaal de beelden tonen maakt het completer.

In de collectie van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in Den Haag bevindt zich een kaart, de zogenaamde spionagekaart, waarop de muur staat ingetekend. De Geheime dienst Nederland (GND) maakte hem in april 1945. Daarom weten wij nu waar de muur stond.

Laten we de muur volgen: vanaf de Zalmhaven, dwars over de Scheepstimmermanslaan naar de overkant waar de muur, na de doorgang voor de tram, aansloot op het hoekpand. Hier zat de sigarenwinkel van Op den Brouw. Zijn winkel werd omgebouwd tot bunker. De kapperszaak ernaast mocht blijven. Hij kon gewoon doorwerken, klanten genoeg: een wijk vol marinemensen.

Een sportvriend van medeauteur van dit artikel Elly, Jan Wijntjes (1936), vertelde dat hij als jongetje van een jaar of zes de muur heeft zien bouwen. Hij woonde in Rotterdam West van waaruit hij met zijn vriendjes vaak door de stad zwierf. Hij maakte graag een praatje met de militairen die bij de muur op wacht stonden. ‘Het waren best aardige jongens’, zei hij. ‘Ze waren nog jong hoor, en… ze waren ook maar gestuurd’. Eind 1944 had hij hulsttakken geplukt langs de singel, op weg naar de muur. ‘Voor die jongens, voor de kerst … die zouden ook liever thuis zijn’. Uit dankbaarheid kregen zij een stuk chocola. Toen hij het vertelde leek het alsof hij het weer proefde, zo glunderde hij. Begrijpelijk natuurlijk, het was in de hongerwinter.

De Van Vollenhovenstraat werd aan het eind afgesloten met een muur. Van de Rooms Katholieke Ignatiuskerk, naar het pand op de andere hoek. Van de Van Vollenhovenstraat liep de muur naar de overkant, dwars over de Westzeedijk die nog niet was opgehoogd. Deze muur sloot aan op  die voor de gereformeerde Zuiderkerk, ook hier een doorgang voor de tram. (Beide kerken zijn in de jaren zestig afgebroken.) De muur liep achter de kerk door over het Land van Hoboken, langs de achterkant van het toenmalige Diaconessen Ziekenhuis aan de Westersingel. (Nu Rijndam Revalidatiecentrum.) Op het dak van het ziekenhuis lag een enorme vlag met daarop een rood kruis. Dit was om bommenwerpers te waarschuwen dat hier een ziekenhuis stond.

Gaan we verder over het Land van Hoboken dan komen we bij wat nu het Natuurhistorisch Museum is, het oude woonhuis van de familie Van Hoboken. Hier was het Deutsches Haus gevestigd, de Rotterdamse basis van de NSDAP tevens centrum voor de Hitlerjugend en propaganda-afdelingen. Het bord dat aan de gevel hing, bevindt zich in de Collectie van het Museum Rotterdam.

Een geallieerde aanval zou mogelijk via het Land van Hoboken komen, daar was de verdediging extra zwaar: behalve een muur ook een grote bunker, prikkeldraadversperringen, een schuilkelder en tankgrachten. De ingang van de Maastunnel, gereed gekomen in 1942, werd volledig versperd. Over het talud naar de G.J. de Jonghweg liep de muur door, dwars over de weg naar de Coolhaven. Behalve openingen voor de tram en schietgaten om te kunnen vuren bij naderend onheil, waren er schaduwen op de muur geschilderd, als camouflage.

Op foto’s is op de achtergrond steeds de toren van het GEB-gebouw te zien. In 1931 nog het hoogste kantoorgebouw van Nederland. Bovenop die toren hebben de Duitsers in 1943 een luchtwachtpost gebouwd. Deze is er nog steeds. Hij is te bezichtigen tijdens Open Monumentendag. Hij ziet eruit als een verkeerstoren op een vliegveld. Dit kraaiennest, zoals hij wordt genoemd, diende als observatiepost. Vanaf 65 meter hoogte kon men het hele gebied overzien. Ook de versperringen die de wijk afsloten. Hier was het commandocentrum van de FLAK (Flug Abwehr Kanone) gevestigd. In het Nederlands: luchtafweergeschut. Van hieruit gaven de Duitsers commando’s aan de verschillende posten waar dit geschut stond opgesteld: achter de muren en langs de kades. Vanaf deze positie kon men vijandelijke vliegtuigen en ander gevaar zien aankomen. In de periode van de Koude Oorlog is het kraaiennest opnieuw in gebruik geweest voor de BB. (Bescherming Bevolking)

Inmiddels weten wij ook, uit Duitse archiefstukken via Generaal b.d. Kees Neissingh, dat er in 1943 door de Duitsers opdracht is gegeven tot versterking van de verdediging rond kwetsbare gebieden in Rotterdam; gebieden waar zich bunkers, uitkijkposten, munitieopslagplaatsen, garages, schuilkelders en dergelijke bevonden. De vesting of Zitadelle behoorde daar als kern zeker bij. In juli 1944 werd zelfs opdracht gegeven om deze verdediging deel uit te laten maken van de 'Küstenverteidigungszone'; hiermee bedoelde men het verdedigingsgebied van de Atlantic Wall.  Dit is in tegenstelling tot wat beweerd wordt door Van der Pauw in een artikel van Vers Beton (18 november 2018) die de muur beschrijft als ‘een betrekkelijk lichte bescherming tegen een dreiging van buitenaf.’ ‘Geen Atlantic Wall van Rotterdam.’ Het zou meer een bescherming zijn tegen aanslagen door het verzet en om oproer en volkswoede tegen te houden. Nee, de muur was van eenzelfde constructie als die van verdediging in andere steden en wel degelijk bedoeld en gebouwd als echt verdedigingswerk.

Ontsnapt aan vernietiging

Aan het einde van de oorlog dreigde de wijk alsnog slachtoffer te worden van vernietiging. Niet door de Duitsers maar door een geallieerd bombardement. In april 1945 kreeg de Nederlandse Regering in ballingschap in Engeland het dringende verzoek van het verzet uit Nederland om het Scheepvaartkwartier plat te gooien. Deze wijk waar alle diensten van de Duitse Kriegsmarine zich gevestigd hadden moest weggevaagd worden. Wat was het geval?

Uit vrees voor een geallieerde invasie vanuit Engeland trof de Wehrmacht voorbereidingen om de havens van Rotterdam totaal te vernietigen. Die plannen werden onder andere gemaakt in het pand met de naam Rust Plaets, gelegen aan het Westplein nummer 17, het pand waar de Havencommandant zich met zijn staf had gevestigd. Bijna alle diensten van de Kriegsmarine hadden te maken met de Havencommandant. Hier was het centrale punt van waaruit alles wat met de haven te maken had werd bestuurd.

In het diepste geheim slaagde De Geheime Dienst Nederland (G.D.N.) erin om alle Duitse diensten te lokaliseren: waar ze zaten en wat ze deden. Ze tekenden een plattegrond waarop hun bevindingen precies werden weergegeven. Dit is de eerder genoemde spionagekaart. De panden waar de Kriegsmarine zat zijn zwart gemaakt. Het verzet smokkelde de kaart als microfilm naar Londen en bracht het verzoek over om het Scheepvaartkwartier plat te gooien. Er was zelfs haast geboden. De Duitsers waren al bezig om vitale onderdelen uit kranen te slopen en naar Duitsland af te voeren. Schepen werden in de havenmond tot zinken gebracht. Een inventarisatie van schepen die eenzelfde lot stond te wachten was in de maak. Kades werden kapot gemaakt: de dreiging was groot.

Leden van het verzet kwamen met de kaart in Londen aan. Daar werd Prins Bernhard erbij gehaald. Hij moest de Britse en Amerikaanse luchtmacht overtuigen. De geallieerde luchtmacht nam het verzoek serieus en voerde verkenningsvluchten uit boven de wijk. Ze kwamen echter tot de conclusie dat bombarderen geen optie was. Er was inmiddels voldoende ervaring met bombarderen om te kunnen zeggen dat er té grote risico’s waren verbonden aan zo’n operatie. De vliegtuigen zouden niet precies genoeg kunnen mikken: laag vliegen had als risico dat de vliegtuigen geraakt konden worden door luchtafweergeschut, hoog vliegen bracht het risico van afzwaaiende bommen met zich mee. Bovendien speelde mee dat de bommenwerpers vanaf grote hoogte moeilijk hun positie konden bepalen. Geen bommen dus op het Scheepvaartkwartier.

Toch moest voorkomen worden dat de Rotterdamse havens door vernietiging ten onder zouden gaan. Een geluk was dat de gevolmachtigde van Rijkscommissaris Seyss Inquart in de wijk woonde, op Westplein nummer 8. Bijna naast de Havencommandant. Zijn naam was Dr. Carl Völckers. Hij was belast met toezicht op het civiele bestuur van de stad, zaken dus die de bevolking aangaan. Hij was uiteraard op de hoogte van de plannen voor totale vernietiging van de havens. De situatie baarde hem ernstige zorgen. Samen met NSB-burgemeester Müller diende hij meerdere protesten in bij de Ortskommandant. Hij dreigde zelfs met het nemen van ontslag. Völckers adviseerde de burgemeester te proberen de Wehrmacht van dit plan af te brengen. Hij gebruikte het argument dat in geval van totale vernietiging van de havens, de elektriciteitsvoorziening in de hele stad zou uitvallen waardoor de bevolking zwaar zou worden getroffenen. Bovendien zou het leven in de stad worden ontwricht. Deze argumenten hebben mede de doorslag gegeven voor het niet doorgaan van de totale vernietiging. Het gevaar werd afgewend, nota bene door een Duitse officier.

Völckers, van huis uit jurist, was wethouder van Verkeer en Handel geweest in Bremen en bekend met de ins en outs van het besturen van een zeehaven. Hij was weliswaar lid van de N.S.D.A.P. (National Sozialistische Deutsche Arbeiterspartei) geworden, maar niet echt een partijman. Völckers stond erom bekend dat hij het belang van Rotterdam en de Rotterdammers vooropstelde. Dat was tegelijkertijd zijn kracht en zijn zwakte. Het was ook de reden waarom hij in Den Haag niet altijd zijn zin kreeg. In eigen kring gold hij als té pro-Rotterdams.

Na de oorlog konden bij zijn proces voor de Bijzondere Rechtbank dan ook geen zwaarwegende argumenten tegen hem worden ingebracht. Een oproep aan de bevolking om klachten over hem naar voren te brengen leverde niets op. Niemand heeft wat tegen Völckers zei de rechter.

Ortskommandantur

Niet alle Duitse officieren waren zo meelevend als Völckers. Vanaf maart ’44 was generaal Kistner de Rotterdamse Ortskommandant, dus de plaatselijke vertegenwoordiger van generaal Christiansen, bevelhebber van de Wehrmacht in Nederland. De Ortskommandantur was op Parklaan 17, de van Henri Jamin gevorderde villa Schoonoord. Hij beschikte over een bunker, verscholen in de tuin achter Emmaplein 10. Deze werd gebruikt als commandocentrum bij ongeregeldheden en militaire confrontaties in en rond Rotterdam. Zijn riante woning stond schuin tegenover zijn werkplek op Parklaan 30.

Kistner werd vooral berucht door de razzia van 10 en 11 november ’44 waarover hij de leiding had. Onder de codenaam Aktion Rosenstock (rozenstruik) haalde hij achtduizend extra soldaten naar Rotterdam en liet hij straat voor straat, huis na huis uitkammen. Zo wist hij vijftigduizend mannen naar Duitsland af te voeren om daar tewerkgesteld te worden. Toch wisten er ook twintigduizend te ontsnappen.

Kistner weigerde op 5 mei ’45 zijn troepen van de straat te halen en de ordehandhaving aan de Binnenlandse Strijdkrachten over te dragen. Hij hield vast aan de instructies zich over te geven aan de geallieerden, maar die werden pas op 8 mei in de stad verwacht. Uiteindelijk trok hij zijn troepen toch terug op 6 mei, vanaf 18.30 uur. Maar toen waren er al wel twee dagen onnodig slachtoffers gevallen. Ook David Mees, zoon van Jacob Mees, de laatste eigenaar van buitenplaats Schoonoord, die wel het huis, maar niet de tuin aan Jamin verkocht had. In de tuin ging David op 5 mei voortvarend aan de slag met het verwijderen van prikkeldraad en het verzamelen van verstopte blikken benzine. Kistner, die al langer overtuigd was dat David bij het verzet zat, liet hem dezelfde dag executeren. In het huidige Park Schoonoord staat nog steeds een bronzen gedenkplaat voor David Mees, met daarop een tekst uit zijn dagboek en een tekst van zijn moeder.

Sicherheitsdienst

Ook niet de meest zachtaardige was Wölk. Hij kreeg in december 1942 de leiding over de Sicherheitsdienst. Hij betrok als woning het pand aan Van Vollenhovenstraat 62, gebouwd voor de Engelse firma General Steam Transport Co. De directie was al naar Engeland vertrokken. Onder leiding van Wölk werd de Sicherheitsdienst een wreed en gevreesd instituut. Medewerker J.W. Hoffmann, bijgenaamd ‘De Bokser’ - door een collega als de grootste sadist van heel Nederland omschreven - kreeg opdracht de arrestanten op welke manier dan ook tot bekentenissen te dwingen.

In maart ’43 kon Wölk melden dat hij circa 6000 joodse Rotterdammers op transport naar Westerbork had gezet. Hij werd door zijn meerderen geprezen om de hardheid waarmee hij deze taak verrichte. Toen door een Brits bombardement het kantoor van de Sicherheitsdienst aan de Heemraadsingel werd getroffen, werd de woning van Wölk aan de Van Vollenhovenstraat het dienstadres; de kelder was afgesloten door middel van traliewerk en werd gebruikt voor cellen.

De taak van Wölk, tot september ‘44 beperkt tot het opsporen, arresteren en verhoren van politieke tegenstanders, werd uitgebreid met het vellen van vonnissen en in geval van doodstraf deze snel te laten uitvoeren. Wölk verklaarde na de oorlog dat hij deze bevoegdheid niet graag had uitgeoefend, omdat het een te zware verantwoording was. Later in de oorlog werd de tot de doodstraf veroordeelde verdachte op een bijzondere lijst geplaatst en pas gefusilleerd na een sabotage- of terreurdaad, als represaille. Toen J.C. Tetenburg, majoor van de Rotterdamse ordepolitie, door verzetslieden doodgeschoten was, wilde Wölk twintig personen laten fusilleren, op de plek van de misdaad. Omdat er op dat moment slechts tien mensen op zijn dodenlijst stonden, zette hij er tien willekeurige voorbijgangers naast. Hij liet de lichamen twee dagen liggen ter afschrikking.

Herbert Johann Wölk volgde een opleiding economie en was tijdens zijn studietijd lid van de nationaalsocialistische studentenbond. Later lid van de Sturmabteilung (SA) en de NSDAP. Zijn politieloopbaan begon in 1933 met het volgen van de politieopleiding en plaatsing bij de persafdeling van de Gestapo. Hij klom in de rangen op tot Kriminalkommissar en SS-Obersturmführer. Niet al zijn misdaden zijn bekend, want in september 1944 liet hij het volledige archief van de Sicherheitsdienst vernietigen. Wölk kreeg na de bevrijding 20 jaar; hij verklaarde tegenover de rechtbank dat hij die straf in overeenstemming achtte met de zwaarte van zijn daden.

Tot slot

Er valt veel meer te vertellen over het Scheepvaartkwartier in de Tweede Wereldoorlog. Daarvoor ontbreekt hier helaas de ruimte. Mocht u vragen, opmerkingen of aanvullingen hebben, dan kunt een mail sturen naar de auteurs,  Elly: ecgesteldragt@hotmail.nl en/of Lia: lia_lugthart@hotmail.com

Geraadpleegde literatuur

Jac. J. Baart, Rotterdam Oorlogshaven, Walburg Pers Zutphen, 2010.

Baart, Jac. J. en Lennart van Oudheusden, Target Rotterdam, Boom Amsterdam, 2019.

Jan Willem van Borselen, De Kriegsmarine in Rotterdam, Ad Donker Rotterdam, 2012.

Machteld van Limburg Stirum, De Muizenpolder in Rotterdam, Historische publicaties Roterodamum, 2001.

J.L. van der Pauw, Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog, Boom, 2006.

Elias van der Plicht, ‘1943 Onderdrukking en Verzet’, Leven in Bezet Nederland, Spectrum, NIOD, 2018.

B. A. SIJES, De razzia van Rotterdam, Sijthof, Amsterdam, 1951

Frank van Riet, Handhaven onder de nieuwe orde: de politieke geschiedenis van de Rotterdamse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog, Aprilis Zaltbommel, 2008

Ferrie Weeda, ‘Het Vergeten verhaal van het Scheepvaartkwartier als Nazi-citadel’, Vers Beton, 24-11-2018.

Misschien vind je dit ook leuk