Cultuur

De Wasserij, broedplaats voor mode in Rotterdam

Stadmakers, je vindt ze overal. Zelfs in een oude, leegstaande ziekenhuiswasserij achter de Bergweg. SKAR, de stichting die vanouds de kunstenaarsateliers in de stad beheert, wil dat gebouw omtoveren in een collectieve werkplaats voor modemensen. En daarmee ook een voorbeeld geven hoe ateliergebouwen open gegooid kunnen worden en een betere aansluiting op ‘de markt’ kunnen bieden. Wellicht wordt zo de kiem gelegd voor Rotterdam Modestad.
Door
Adelheid Smit

In april 2017 gaf Stichting KunstAccommodatie Rotterdam (SKAR) een klein feestje: de gemeente had akkoord gegeven aan SKAR om gebouw De Wasserij te ontwikkelen tot een nieuw platform voor modemakers. Deze uitgestrekte loods deed ooit dienst als wasserij van het voormalige Bergwegziekenhuis. Dat ziekenhuis werd in de jaren ’90 gesloten na een fusie, waardoor de wasserij buiten gebruik raakte. De gemeente zocht lang naar een herbestemming. Ik sprak met de directeur van SKAR, Olof van de Wal, over zijn visie voor De Wasserij. 

Van de Wal: “Er was voor De Wasserij eerst gekeken naar commercieel gebruik, maar dat zou te veel overlast geven voor de buurtbewoners, het pand is omringd door woonhuizen. Toen heeft de gemeente het gebouw aan SKAR aangeboden. Er zijn al veel kruisbestuivingsplekken, gebouwen met verschillende disciplines, dus we wilden ons nu juist richten op makers die met vergelijkbare dingen bezig zijn. Die behoefte kwam naar boven in gesprekken met modemakers, zij zoeken naar meer verbinding met producenten en de commerciële markt. Het idee voor De Wasserij is dat we ontwerpers, kleermakers en mode-agenten bij elkaar gaan brengen en dat al die modepartijen daarmee de kans krijgen onderling relaties aan te gaan en ook te groeien. Daar willen we de hele buurt betrekken, bewoners moeten als het ware ambassadeur worden van De Wasserij. Er is nu weinig contact is tussen de mode-industrie en mogelijke lokale afnemers of bewoners, daar willen we verandering in brengen. SKAR doet deze ontwikkeling samen met drie organisaties die ervaring hebben met ‘stadmaken’: STIPO, STAD2 en Vanschagen Architecten.”

Het uitgangspunt is een soort fashion lab waar makers naast hun eigen werkplek de mogelijkheid hebben gezamenlijk te investeren in apparatuur die makers af en toe nodig hebben maar zich individueel niet kunnen veroorloven. Daarmee wordt de plek aantrekkelijk voor zowel modeontwerpers als wevers en naaiateliers. Van de Wal: “Het wordt geen verhuurschuur, we gaan echt uit van professionals, daar staat SKAR voor. Je ziet de afgelopen jaren het verschil tussen professionals en goede amateurs weliswaar vervagen, maar we mikken op mensen die al behoorlijk dicht tegen de top aan zitten en binnen De Wasserij door kunnen groeien door de aanwezigheid van betere voorzieningen in productie, agentschap etc. Die kwaliteit bewaken we op een aantal niveaus, bijvoorbeeld door middel van de ateliercommissie van SKAR, bestaande uit kunstenaars en ontwerpers. Uiteindelijk moet De Wasserij als collectief haar eigen kwaliteitsbewaking gaan genereren, de makers zelf weten tenslotte beter dan ik of een partij een goede aanvulling kan zijn.”

De plannen zullen zich geleidelijk gaan ontwikkelen. SKAR voelt geen druk om het pand meteen vol te krijgen, maar wil gestaag groeien en aan de hand daarvan zien welke input het initiatief verder nodig heeft. Het plan is om in november/december 2017 de eerste makers te plaatsen en een jaar later echt als volwaardige broedplaats te draaien. Maar er is ruimte voor voortschrijdend inzicht en koerswijziging, bovendien moet er ruimte blijven voor makers om nog te groeien in ambities en capaciteit. Ook wil SKAR de plek dynamisch houden door ruimte te geven aan een ondernemer die in het pand potentie ziet en daar een programma gaat neerzetten. Dat programma kan van alles inhouden en moet ook belangstelling trekken van buiten het pand, het liefst op landelijk niveau. Van de Wal denkt er bijvoorbeeld aan meer mode-events in het pand te laten plaatsvinden, of belangrijke makers uit andere streken te laten vertellen over hun praktijk. “We willen een open, bredere uitstraling, mensen mogen wat mij betreft uit Groningen komen voor het programma hier. Rotterdam heeft de potentie om zich veel meer als modestad te profileren.“ Een kleine try-out vond recentelijk nog plaats toen de Mode Marché, een jaarlijks sample-sale event met mode en stoffen van zowel jonge als gevestigde ontwerpers, in oktober plaatsvond in De Wasserij. Dit Rotterdamse initiatief is in de afgelopen jaren flink gegroeid en biedt naast de sample-sale ook zichtbaarheid aan kunst, fotografie en muziek. 

Kijkend naar andere culturele plekken in de stad ziet Van de Wal De Wasserij als een pilot, een kans om te onderzoeken hoe atelierpanden op een alternatieve wijze kunnen functioneren. “Ik vind dat je de verbinding tussen maker en koper veel directer moet maken, uiteindelijk moet er gewoon verkocht worden. Het feit dat dit voor veel makers moeizaam gaat heeft vaak met onbekendheid en onzichtbaarheid te maken. Zeker voor iets oudere kunstenaars en makers die niet meer hip and happening zijn is het moeilijker om zichzelf te promoten. De Wasserij kan daar best een commerciëlere rol in gaan spelen. We willen met dit experiment kijken hoe we atelierplekken beter zichtbaar kunnen maken. Niet alleen voor het ontwikkelen van gedachtegoed, maar ook het uitdragen van dat gedachtegoed. Dat betekent niet dat een ateliergebouw ook een showroom wordt, maar het biedt wel mogelijkheden om mensen bij elkaar te brengen die dat zelf weer in gang zetten. Je ziet dat veel atelierpanden volgestopt zijn met uitsluitend werkplekken, dan is er weinig speelruimte voor andere functies, er zijn geen plekken waar bijvoorbeeld koper en maker elkaar op een laagdrempelige manier kunnen treffen.”

De Wasserij heeft als meest opvallende ruimte een uitgestrekte zaal die plek zal bieden aan mode-evenementen en werkplekken. De ruimte is slecht geïsoleerd, daarom bestaat het plan om in die ruimte een blok met ateliers te plaatsen, als het ware een kleiner gebouw waar De Wasserij een schil omheen vormt. De overige ruimtes in het gebouw kunnen gebruikt worden voor werkruimtes voor bijvoorbeeld wevers en kleermakers. 

De ambities voor de komende jaren zijn groot: “Ik hoop dat over 5 tot 10 jaar in elk geval twee of drie ontwerpers hun opstap gevonden hebben en er nog één daarvan in De Wasserij zit. Het gebouw biedt dan hopelijk een plek waar mensen graag komen omdat ze het leuk vinden om iets van het werkproces mee te maken. Het moet een vorm van collectief eigendom worden dat gedragen wordt door niet alleen de modemakers maar ook door de omgeving. Dan is het niet iets wat afhankelijk is van één persoon die er hard aan trekt, maar een collectief dat zichzelf steeds opnieuw blijft uitvinden. En ik hoop natuurlijk dat het een plek wordt die geassocieerd wordt met Rotterdam als modestad.”

Hoewel er op het gebied van mode weinig vergelijkbare initiatieven zijn, heeft SKAR wel gekeken naar voorbeelden van andere culturele broedplaatsen. Twee daarvan zijn in Nederland te vinden: De Vechtclub in Utrecht en Sectie C in Eindhoven. Beide bieden plaats aan studio’s en kantoren van culturele ondernemers in combinatie met commerciële startups en horeca. Deze initiatieven zijn vooral interessant door hun uitgangspunt om creatief, privaat en publiek te combineren. Een internationaal voorbeeld met eenzelfde idee is het Meatpacking District in Kopenhagen, tegenwoordig een populaire buurt om uit te gaan. In deze wijk worden jonge creatieve makers, ondernemers en restaurants gecombineerd met bedrijven die baat hebben bij het hippe imago van die kleinere partijen, en daarom bereid zijn meer te investeren om daar te kunnen zitten en daarmee andere klanten trekken. Van de Wal heeft niet de illusie dat De Wasserij het Meatpacking District van Rotterdam gaat worden. De Wasserij ligt midden op een binnenplaats achter de Bergweg en is omringd door huizen; de poort naar de binnenplaats is meestal op slot. “De Wasserij ligt op een veel te besloten plek, winkels die afhankelijk zijn van publiek moet je daar niet willen, je loopt er niet toevallig langs. We kunnen wel inspiratie halen uit het Deense voorbeeld voor de verschillende type praktijken die in De Wasserij samen kunnen komen. Die combinatie tussen creatief, commercieel en openbaar is interessant.”

Uiteindelijk is De Wasserij ook een try-out voor andere plekken in de stad die een soortgelijke functie zouden kunnen vervullen, niet alleen voor mode maar ook voor andere disciplines. Daarbij richt Van de Wal zich in eerste instantie op de relatie tussen kunstenaars/ontwerpers en commerciëlere partijen. “We hopen dat we dit op vier of vijf plekken in de stad voor elkaar kunnen krijgen, en ik nodig iedereen die daar ideeën over heeft van harte uit om daar met me over te komen praten.” • 

Misschien vind je dit ook leuk