Cultuur

Haal het uit de stad: innovatie, architecten en gebruikers

Er wordt veel over vernieuwing en innovatie gesproken. Maar wat is de rol van de gebruiker daarbij? Herman van Wamelen stelt voor om in het spanningsveld tussen gevestigde belangen en de behoefte aan vernieuwing de ontwerpende kracht en de betrokkenheid bij de stad van creatieve beroepen in te zetten. Kunstenaars, vormgevers en architecten kunnen een grotere rol spelen bij de vormgeving van de nieuwe samenleving.
Door
Herman van Wamelen

Er is in Rotterdam behoefte aan een vernieuwend klimaat. Dat valt waar te nemen op congressen, werkbijeenkomsten, in kantines en koffiekamers, maar ook op straat. Onderwerpen als nieuwe kansen voor de stad, het vormgeven van nieuwe verhoudingen na de economische crisis en de zoektocht naar een andere rol van de overheid komen regelmatig terug. Wat opvalt is het engagement dat uit veel van deze waarnemingen spreekt. Betrokkenheid bij de stad en het maatschappelijk welzijn van de bewoners blijkt veel burgers, ondernemers en ook ambtenaren te bewegen. Vanuit deze betrokkenheid ontstaat behoefte aan nieuwe verhoudingen. Mijn verhaal gaat over de vraag wat architectuur kan bijdragen aan het innovatieve klimaat dat nodig is om de stad van de toekomst en de nieuwe samenleving vorm te geven.

 

Innovatie

De roep om innovatie heeft alles te maken met het gevoel van crises op economisch, maar ook op sociaal en mentaal terrein. We hebben het gevoel dat op al deze terreinen fundamentele veranderingen aan de gang zijn. Van innovaties wordt niet alleen verwacht dat ze geld genereren, maar ook dat ze bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen. Innovatie begint steeds vaker aan het einde van de productieketen. Daar staat de consument, de gebruiker van de voorzieningen en faciliteiten van de stad. De behoeften en verlangens van gebruikers worden steeds dominanter. Dat verzin ik niet alleen, dat staat in het recente rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid Naar een lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van Nederland. De Raad stelt dat het niet altijd gaat om het ontwikkelen van nieuwe kennis, maar dat het absorberen en productief maken van bestaande kennis nuttiger kan zijn. Het is de vraag of innovatie kan helpen de stad van de toekomst te bouwen aan de hand van de maatschappelijke opgaven van vandaag.

 

Vernieuwing

We weten dat het nodig is om het perspectief van de gebruiker in beschouwing te nemen om tot vernieuwing te komen. Maar bij de gebruiker, laten we die in ons geval burger noemen, zit een probleem. Ik zie aan de ene kant veel burgers die het vertrouwen in de overheid hebben verloren. Aan de andere kant zijn er veel burgers die er aan gewend zijn geraakt om de overheid voor alles verantwoordelijk te stellen. In beide gevallen is dat geen gunstige uitgangspositie voor het maken van het gewenste innovatieve klimaat.

Initiatieven

Hoopvol is dat er in de wijken (denk aan de verschillende initiatieven in Rotterdam om tot wijk- en buurtcoöperaties te komen) en op allerlei deelterreinen (energieproductie bijvoorbeeld) steeds meer initiatieven ontstaan om het heft in eigen hand te nemen. Het valt voor de meeste van die initiatieven nog niet mee om erkenning te krijgen en om tot een daadwerkelijk alternatief uit te groeien voor de voorzieningen die door besluiten van de terugtredende overheid wegvallen.

 

Toekomstbestendig

In stukken van de gemeentelijke overheid komt de zorg voor toekomstbestendige ontwikkelingen tot uiting. Vanuit het economisch beleid wordt bijvoorbeeld gesteld dat een sterkere economie gekoppeld moet worden aan de leefkwaliteit van de Rotterdammers. Interventies moeten een bijdrage leveren aan structurele verbetering van de Rotterdamse samenleving. De vraag van de eindgebruiker, de maatschappelijke behoefte moet leidend zijn. De gemeente is van mening dat bewoners en gebruikers meer rechtstreeks betrokken kunnen worden. Het succes van de gemeentelijke overheid wordt niet langer gezocht in de regels en de geldstromen, maar in het vermogen effectieve samenwerkingen en coalities in de stad tot stand te brengen. De nieuwe ambtelijke mores is durven loslaten en resultaatgericht streven naar beter en mooier, en dat altijd in interactie met inwoners, ondernemers en (kennis)instellingen. De nieuwe rollen die de gemeentelijke overheid voor zich zelf ziet zijn: kaderstellen, faciliteren en initiëren.

 

Loslaten

Op papier is de gemeentelijke overheid dus een goede partner die helemaal klaar is voor de toekomst. In de praktijk blijkt dat de gemeente onvoldoende zicht heeft op de vele initiatieven die zich in de stad voor doen, dat er onvoldoende kennis is van de ambities van de gemiddelde Rotterdammer. Van de kant van de inwoners van Rotterdam blijkt dat veel burgerinitiatieven moeite hebben om tot wasdom te komen. Bestaande posities en verhoudingen zitten in de weg en worden niet zo makkelijk losgelaten. Voor de overheid is het nog niet zo eenvoudig om te weten wanneer kaders moeten worden gesteld, wat gefaciliteerd moet worden en wat niet, op welke gebieden initiëren gewenst is. Nog afgezien van de vraag of deze drie rollen niet onderling kunnen conflicteren.

 

Flexibiliteit

Als we weten dat we meer moeten denken vanuit het perspectief van de bewoner of gebruiker dan heeft dat consequenties voor de overheid. Een burger formuleert zijn ambities nu eenmaal niet in termen van een doelstellingenmatrix. Burgers denken niet in termen van beleidsthema’s en niet in termen van clusters, afdelingen of wat binnen de overheid al niet bedacht wordt in het voortdurende proces van reorganisatie. Omdat vanuit het locale perspectief van bijvoorbeeld de wijk meer integraal wordt gedacht, worden juist hier nieuwe publieke waarden gegenereerd. Google maar eens op WijkBV, Werklicht, Werkplaats Carnisse, Werkplaats Tarwewijk, ZohoRotterdam, Belvedererotterdam. Om daar als gemeentelijke overheid op in te kunnen spelen is meer flexibiliteit nodig. Om vernieuwende impulsen te krijgen is in gesprek gaan met de samenleving vanuit een daadwerkelijke interesse nodig. De overheid wordt in dat gesprek gehinderd door gevestigde institutionele belangen. Ook de neiging om nieuw beleid (en voorschriften) te formuleren in plaats van echt los te laten is bij de overheid hardnekkig.

 

Betrokkenheid

Mijn voorstel zou zijn om in dit spanningsveld ook de ontwerpende kracht en de betrokkenheid bij de stad van creatieve beroepen in te zetten. Kunstenaars, vormgevers en architecten kunnen een grotere rol spelen bij de vormgeving van de nieuwe samenleving. Ik beperk me hierna tot de rol van de architect.

 

Innovatieagenda

De architect kan op verschillende niveaus een bijdrage leveren aan de innovatieagenda van de stad. De gebouwde omgeving kan immers bijdragen aan het vergroten van het aanzien van de stad, en een grotere levendigheid, maar zeker ook aan een grotere leefbaarheid. De architectuur kan in veel bredere zin ook één van de ontwikkelkrachten zijn waarmee een nieuwe wijze van denken en handelen in gang gezet wordt. Architecten hebben bijvoorbeeld zicht op de cultuurhistorische gelaagdheid van de stad, op de stedenbouwkundige samenhang en kunnen dat vertalen naar toekomstgerichte oplossingen. Architecten kunnen mensen verbinden, zijn in staat om maatschappelijke vraagstukken om te zetten in ruimtelijke oplossingen.

De architect kan meehelpen zicht te krijgen op de rijkdom aan burgerinitiatieven, om individuele wensen van burgers in een meer collectief perspectief plaatsen en zijn ontwerpkracht gebruiken om stromen daadwerkelijk te verleggen. De architect is in staat om kwaliteit aan initiatieven toe te voegen zodat ze kunnen uitgroeien tot een nieuw type maatschappelijke organisaties en zo een grotere kans van slagen krijgen.

 

Leefbaarheid

Daarvoor zijn architecten nodig die zich vanuit een sociaal engagement bekommeren om leefbaarheid in de stad. Zij moeten in staat zijn om mensen met ideeën een stem te geven en mee te denken in wat mensen zouden kunnen willen. Die architecten zijn er gelukkig. Steeds meer architecten vertalen hun maatschappelijke betrokkenheid in een nieuwe beroepspraktijk. Ze stellen zich dienstbaar maar niet gedienstig op. Ze vormen samenwerkingsverbanden met andere disciplines en verweven sociale ontwikkelingsstrategieën in hun ontwerpen. Ze stellen zich meer op als sociaal ondernemer dan als afhankelijke opdrachtnemer.

 

Transformatieproces

De samenleving zit in een transformatieproces. Het is de rol van de overheid er voor te zorgen dat iedereen daar aan mee kan doen en mee kan blijven doen. De overheid kan het speelveld ordenen en er voor zorgen dat institutionele macht wordt terug gedrongen ten gunste van burgerinitiatieven. Burgerinitiatieven moeten deze ruimte invullen en wellicht helpt het als ze elkaar ook meer opzoeken. Innovatie ontstaat door het vinden van oplossingen voor problemen die vanuit het perspectief van de huidige Rotterdammer worden benoemd. Architecten kunnen in dat proces de rol van stem- en vormgever spelen. Een mooi voorbeeld daarvan was het project ‘Charlois aan het water’. Een samenwerkingsproject van Vitibuck architects en het Rotterdams Wijktheater. De persoonlijke verhalen van omwonenden vormden de input voor het nadenken over de ontwikkelingsmogelijkheden van de bijzondere locatie aan de zuidoever van de Maashaven. (Zie het artikel “Charlois aan het Water”, Puntkomma #1 op www.puntkomma.org)

In zo’n open vernieuwingsproces waarbij de uitkomst ongewis is, zijn de mentaliteit en persoonlijke betrokkenheid van de deelnemer en de liefde voor de stad belangrijker dan het vasthouden aan afrekenbare doelstellingen.

Misschien vind je dit ook leuk