Flarden van gesprekken, begroetingen, een ruzie, een boodschappentas valt, rinkelen van een tram. De stad overvalt mij vaak als ik na een vakantie thuiskom en over de Nieuwe Binnenweg wandel. Na binnenkomst bij de voorstelling Piazza della Vita van Theater Babel Rotterdam ervaar ik onverwachts hetzelfde ongemak. Een speelster loopt glimlachend en groetend voor het publiek langs, op een verhoging zingt een acteur in een taal die ik niet kan ontcijferen, op de grond een man verbonden door een lang touw met een spartelende vrouw. Ik kan er niet onmiddellijk betekenis aan geven, me niet goed oriënteren. Het publiek neemt plaats op blauwe kistjes in een lint om het speelveld. Een snerpend geluid en schermen gaan voor de ramen, deuren sluiten en de voorstelling begint.
Regisseur Paul Röttger van Theater Babel en zijn spelers met en zonder beperking vullen het plein van het leven met fragmenten uit de stad. We worden meegevoerd langs taferelen vol emoties, verrassingen, grapjes. Kleine schetsjes van individuele acteurs, gezamenlijke dans van de voltallige groep met inbegrip van de regisseur. De vrouw maakt zich los van het touw en klimt over de balken in de nok van de zaal, de jongen achterlatend op de vloer. Is de navelstreng doorgesneden? Op een hellingbaan klimmen de spelers met regelmaat al dan niet succesvol naar boven, glijden terug. Er zijn ontmoetingen zonder woorden, begroetingen, een ruzie, vrolijkheid. Er valt een boodschappentas. Alle spelers staan achtereenvolgens voor de camera te zingen in de geheimzinnige taal als een verbindende klanklijn. Op dat moment heeft niemand een beperking. Inclusief is het label waarmee Babel zich presenteert; mensen met een cognitieve en fysieke beperking spelen volwaardig mee in de voorstellingen. Paul Röttger: ‘De afgelopen twee jaar is mijn manier van werken sterk veranderd, vooral minder talig geworden. Ik zoek naar de wijze waarop de acteur met een beperking zichzelf uitdrukt en ik probeer dat een plek te geven. Daarmee verandert mijn vormtaal, die wordt meer beeldend. Ik zie daarom het werken met acteurs met een beperking als een verrijking en een innovatie.’
Een inclusieve samenleving, iedereen is gelijk, iedereen moet meedoen, dat is ook wat het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een handicap beoogt. In 2016 tekende de Nederlandse regering dit verdrag en verplicht zich daarmee maatregelen te nemen ter insluiting van deze kwetsbare groepen in de samenleving. In juni van het afgelopen jaar presenteerde minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het beleidsprogramma Onbeperkt Meedoen met onder andere aandacht voor onderwijs en (cultuur)participatie. In Rotterdam hebben rond de 65.000 mensen een beperking, afgaand op schattingen die uitkomen op tien procent van de bevolking. Ze zijn slechtziend, blind of doof, hebben een lichamelijke of verstandelijke beperking of een psychische of psychiatrische aandoening. Met 24 gemeenten doet Rotterdam mee aan een landelijk programma, in onze stad met het motto Rotterdam onbeperkt. Participatie van kwetsbare groepen in de Rotterdamse samenleving blijft achter, zeker ook in de culturele sector. Niet alleen regisseur Röttger staat pal voor inclusie, het onderwerp staat hoog op de plaatselijke en landelijke politieke agenda.
Jordy
Acteur Jordy Ruhl staat, met zijn vijfentwintig jaar, als een Jezusfiguur boven op de hellingbaan, trekt kleren uit en neemt in sportbroek poses aan. Acteurs opgesteld in de zaal kijken geconcentreerd naar boven en volgen hem in zijn bewegingen. ‘Dit wil ik mijn hele leven blijven doen’, vertelde Jordy mij in de week voor de voorstelling. Hij speelde de afgelopen twee jaar mee in verschillende producties. Jordy: ‘Ik zie waar ik nu inzit niet als werk, meer als een leerproces. Het komend jaar wil ik een paar dingen leren die voor mij haalbaar zijn. Dat is onder andere tekstzegging. En ik oefen tekst onthouden, soms ben ik mijn tekst kwijt, daar ga ik aan werken. Wat doet een tekst, wanneer komt het echter over bij het publiek? Moet ik het zeggen vanuit mijzelf of vanuit een karakter? Dat soort vragen stel ik mijzelf. Het tweede is bewegen. Ik oefen poses na elkaar, eerst langzaam en dan steeds sneller. Ik draai hier geen pirouetten, bewegen is iets anders dan dans, dit is theater.’
Jordy woont nog bij zijn ouders. Hij krijg begeleiding vanuit zorginstelling Pameijer om naar een eigen appartement in Prinsenland te verhuizen. Steun ontvangt hij ook om bijvoorbeeld zijn financiën te regelen. Jordy: ‘Als schoolkind was ik vaak ziek. Ik had last van mijn maag, voelde pijn, maar liep daar mee door, want mijn pijngrens ligt hoog. Door die ziekte liep ik achterstanden op en kwam terecht op de Eerste Rotterdamse Openluchtschool in Schiebroek. Soms lijkt het of mijn hersens iets vertragen, als iets wordt uitgelegd heb ik meestal meer tijd nodig om het te begrijpen en ik dwaal daarom makkelijk af met mijn gedachten’. Na zijn schoolloopbaan kreeg Jordy een indicatie dagbesteding, wat recht geeft op een - kleine - uitkering, gekoppeld aan de begeleiding van Pameijer. Door de verbinding tussen de zorginstelling en Theater Babel kwam hij terecht in de spelersgroep; de helft van de spelers heeft eenzelfde indicatie. Jordy die nooit op zijn school noch in zijn vrije tijd theater speelde, geeft door de - voor hem toevallige - verbintenis van Pameijer en Babel nieuwe betekenis aan zijn leven.
Cultuuronderwijs voor leerlingen met een beperking
Voor jeugd met een beperking is er passend onderwijs. In Rotterdam gaat dat om ongeveer 12.000 leerlingen, rond vijftien procent van de scholierenpopulatie. De helft van die leerlingen vindt een plek in het regulier onderwijs, de andere helft bezoekt een speciale school. De afgelopen jaren bezocht ik culturele lessen op deze scholen. Ik sprak erover met leerlingen, hun leerkrachten en kunstdocenten. Een deel van deze scholen heeft de wettelijk verplichte lessen kunstzinnige oriëntatie - zo heet cultuuronderwijs officieel - goed op orde. Op al die scholen zijn leerlingen te vinden die enthousiast zijn voor muziek, dans, theater of beeldend. Toch zien we weinig van deze leerlingen terug bij culturele activiteiten in de vrije tijd. Op het merendeel van de speciale scholen is cultuuronderwijs bijzaak, incidenteel, of beperkt het zich tot handvaardigheidsactiviteiten, is het meer ambachtelijk dan verbeeldend. Juist op speciale scholen wordt het toekomstperspectief van leerlingen regelmatig besproken door de school met de ouders. Helaas maakt een oriëntatie op actieve kunstbeoefening in de vrije tijd, kunst als hobby, cultuurparticipatie in de vorm van theater of museumbezoek, stagemogelijkheden bij culturele instellingen, geen deel uit van dat gesprek. Net als Jordy zullen leerlingen met een passie voor een van de kunstdisciplines dit op hun speciale school zelden ontdekken.
Het perspectief voor schoolverlaters uit het voortgezet speciaal onderwijs is er door het geknutsel van de politiek aan de participatiesamenleving niet beter op geworden. De helft van de leerlingen stapt over naar een vervolgopleiding, maar de andere helft vindt beperkt een werkplek, vijfentwintig procent krijgt een indicatie dagbesteding en de rest ontvangt een uitkering of zit thuis zonder werk en zonder uitkering. Waar andere achttienplussers en begin twintigers nog een geweldige ontwikkeling meemaken, worden deze schoolverlaters aan hun lot over gelaten. Hoogleraar Xavier Moonen gespecialiseerd in mensen met een cognitieve beperking: ‘Mensen met een beperking zijn financieel vaak slechter af (…). Dit staat inclusie in de weg. Mensen komen hun huis niet uit, ontvangen nauwelijks bezoek en vermaken zich thuis met computer en tv. Geld voor vervoer, de sportclub en voor vakanties is er niet.’
Niet alleen leerlingen van het speciaal onderwijs zijn ondervertegenwoordigd in de vrije tijd, ook de kwetsbare leerlingen die wel naar het regulier onderwijs gaan vallen sneller weer af, als ze aan actieve culturele activiteiten in de vrije tijd mee gaan doen. Zij passen niet in de groep of voldoen niet aan de verwachting van de docent en trekken dan zelf vaak de conclusie om te vertrekken. Indachtig de woorden van Jordy, zou de culturele sector veel kunnen betekenen voor deze kwetsbare doelgroep. Enerzijds om deze groep cultureel kapitaal te bieden, anderzijds om het culturele leven van Rotterdam te verrijken met nieuwe deelnemers en nieuwe artistiek inhoud.
Cultureel Rotterdam beperkt toegankelijk
Wat biedt Rotterdam aan culturele activiteiten in de vrije tijd voor de leeftijdsgroep tot dertig jaar met speciale onderwijsbehoeften? Ik zoek op sites van culturele instellingen. Het Hofplein Theater Rotterdam biedt theaterlessen voor autistische kinderen en ook voor kinderen, jongeren en volwassenen met een verstandelijke beperking. Stichting Misiconi van choreografe Joop Oonk in Delfshaven is een inclusief dansgezelschap waar dansers met en zonder beperking samen dansen. Museum Boijmans Van Beuningen ontwikkelde in 2017 met Oren en ogen tekort een rondleiding die aansluit bij de beleving van blinden en slechtzienden. Het museum wil de collectie voor mensen met een visuele en auditieve beperking toegankelijker maken.
Er zijn oudergroepen georganiseerd rond autisme, die activiteiten voor hun eigen kinderen stimuleren, zoals de Stichting Bloemfleur Acato met een tekenatelier voor kunstzinnige jongeren met autisme van 16 tot 24 jaar. De Stichting My Breath My Music is gespecialiseerd in muzieklessen voor jeugd met specifieke hulpvragen. Voor schoolverlaters met een indicatie dagbesteding zijn er twee kunstzinnige mogelijkheden. Vergelijkbaar met Babel richt Galerie Atelier Herenplaats zich op kunstenaars met beeldend talent met een verstandelijke beperking of een psychiatrische achtergrond. Dit alles is kleinschalig, er is weinig aanbod voor jonge mensen en het aanbod van die initiatieven staat niet in relatie tot de omvang van de doelgroep. Het aantal jeugdige beoefenaars van kunst- en creatieve activiteiten onder de gehele bevolking ligt landelijk rond de vijftig procent. Bij jeugd met een beperking zal de behoefte niet anders zijn, maar we zien ze niet.
Waarom is deelname zo beperkt? Deels door onbekendheid bij de deelnemer en hun verzorgers, deels door onvermogen bij het onderwijs en deels door gebrek aan toegankelijkheid van de culturele sector. In gezinnen met een kind met een beperking is kunst natuurlijk niet het eerste waar ouders aan denken. Er is een grote afstand, zowel financieel als sociaal-cultureel, om aan kunstzinnige activiteiten mee te doen. Het opleidingsniveau van ouders van leerlingen in het speciaal onderwijs is gemiddeld een stuk lager dan van leerlingen in het regulier onderwijs. Daarbij zijn ouders van leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond oververtegenwoordigd. Voor deze ouders is de Rotterdamse culturele wereld vaak onbekend. Voor de verbinding met kunst komt dan de school in beeld. Leerkrachten vertellen onvoldoende tijd te hebben om de leerlingen te begeleiden naar de vrijetijdsactiviteiten en wijzen op praktische bezwaren zoals het ontbreken van vervoer en geld.
De stedelijke cultuurtrajecten dienen daarom de noodzakelijke verbindingen met ouders en vrijetijdsmogelijkheden te leggen. Op de scholen is de wens te horen dat het aanbod van culturele instellingen beter zou kunnen aansluiten bij het niveau van hun leerlingen. Bij actieve kunstvormen is intake en extra begeleiding van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften net zo noodzakelijk als in het regulier onderwijs. Stageplaatsen en werkplekken voor kwetsbare jongeren kunnen uitgebreid worden. Waar zijn de Rotterdamse rolmodellen met een beperking, zoals actrice Imanuelle Grives en cabaretier Jandino Asporaat dat zijn voor een niet-westers cultureel divers publiek?
Buitenbeentje
Joop Oonk is de oprichter, choreograaf en artistieke leider van Misiconi Dance Company. Zij wil graag toptalenten met een beperking opleiden. ‘Mijn droom is dat over een paar jaar Misiconi een inclusief dansgezelschap is, vergelijkbaar met ieder ander bekend dansgezelschap, bijvoorbeeld zoals Scapino Ballet’, vertelt Joop Oonk mij, als ik haar in haar studio bezoek in een zijstraat van de Vierambachtsstraat in Rotterdam-West. ‘Niet eens zo groot, intiemer, niet per se met alleen dans, ook performances zijn mogelijk en installaties, maar wel zo dat je ziet dat het getrainde dansers zijn. Daar omheen dans voor iedereen. Bijvoorbeeld mensen uit de buurt, jongeren vanuit het speciaal onderwijs en verbinding met sociale en of culturele organisaties, scholen, kunstvakdocenten en andere creatieve professionals. Met uiteindelijk veel talent op het podium. Daar mag dan een toptalent uit voortkomen als een Enya, die met ontzettend veel talent op de grotere podia optreedt.’
Joop Oonk: ‘Na mijn opleiding bij Codarts in Rotterdam volgde ik mijn master in Engeland en door toeval kwam ik bij mijn Universiteit in Surrey, een plaats iets ten zuidwesten van Londen, terecht bij de Stopgap Dance Company. Dat is inmiddels een internationaal bekend inclusief gezelschap. Onmiddellijk bij de eerste les ervoer ik dat ik daar volledig mijzelf kon zijn, met mijn stijl, mijn techniek en mijn lichaam. Bij Codarts voelde ik mij altijd een buitenbeentje, ik dacht misschien te conceptueel. Ik had een andere visie op de manier van werken, op de gedachte over dans en beweging.’
Misiconi - de naam heeft geen betekenis, zij verzon een mooi woord - is opgezet naar het Engelse voorbeeld; er wordt geen onderscheid gemaakt tussen fysieke, auditieve of verstandelijke beperking en er zijn veel activiteiten voor de gemeenschap. Open deuren vindt Joop Oonk erg belangrijk. Bij Misiconi zijn lessen te volgen en er worden voorstelling gemaakt voor dansers met en zonder beperking. Er is onderzoek naar thematieken rondom beperking en dans. Zo beginnen ze dit jaar met Dance Re-Skilled, een Erasmus+ project met internationale partners. Er is niet gekozen voor een koppeling met een zorginstelling, omdat in dat geval, zoals bij Theater Babel, de spelers met een beperking ouder zijn dan twintig jaar en moeten beschikken over een indicatie dagbesteding. Joop Oonk wil het open houden, jong en ouder, niet afhankelijk van zorggeld en regelingen daar omheen, liever meedoen met vierjarige kunstsubsidies en focussen op talent en artistieke ontwikkeling. Daarnaast kan er meer naar het individu worden gekeken. Net als Paul Röttger ziet Joop Oonk een aarzeling bij de Rotterdamse professionele gezelschappen om spelers met een beperking te integreren in die gezelschappen. Joop Oonk: ’Ik denk dat culturele instellingen bang zijn dat er niet genoeg mensen op af komen, dat het meer geld gaat kosten, dat het niet artistiek genoeg is en daarmee beperkt in zijn professionaliteit. Wat wij doen vraagt om een mentaliteitsverandering.’
Beleid
Er is een gezamenlijke inspanningen nodig van gemeente, speciale scholen, kunstdocenten, cultuur-, zorg- en welzijnsinstellingen om tot een toegankelijke culturele infrastructuur te komen voor de meest kwetsbare jonge mensen in de stad. Ik doe enkele suggesties. Praat met individuele leerlingen op speciale scholen na hun cultuurlessen over hun wensen. Stel cultuurcoaches aan die met die individuele leerlingen en hun ouders aan de keukentafel thuis plannen maken. Verbind aan stedelijke cultuurtrajecten per definitie vormen van ouder- en cultuurparticipatie in de vrije tijd. Stimuleer bij culturele instellingen projecten voor specifieke groepen, zoals Boijmans ervoor koos om het museum meer toegankelijk te maken voor auditief en visueel beperkten. Een stedelijk inclusief festival met uiteenlopende culturele partners zou zichtbaar kunnen maken wat inclusie betekent. Kunstvormen zijn een gereedschap om samen met anderen muziek en theater te maken, samen te dansen, je rap, vlog en tekeningen te tonen aan de wereld. Om mee te doen in een culturele omgeving.
Nogmaals Jordy: ‘Ik ben bij Babel zelfbewuster geworden en daardoor begrijp ik dingen weer sneller. Als mij nu iets wordt gevraagd dan kan ik daarop reageren en als er een moeilijke term wordt gebruikt dan vraag ik naar de betekenis. Als ik alleen zou spelen met mensen die zijn als ikzelf, dan zou ik mij van de groep afkeren en niet veel leerstof meekrijgen. Samen in een gemixte groep is luchtiger.‘
De culturele sector is een afspiegeling van het maatschappelijke probleem dat kwetsbare groepen niet volwaardig mee kunnen doen. Gedurende mijn zoektocht naar de culturele mogelijkheden van jeugd met een beperking werd de Participatiewet ingevoerd door het kabinet Rutte II van VVD en PvdA. In een echt inclusieve maatschappij hebben mensen immers recht op een baan die bij hen past. In de praktijk blijkt echter dat invoering van deze wet niet méér maar beduidend – tienduizenden - mínder arbeidsbeperkten aan werk heeft geholpen en dat die wet leidt tot thuiszitten. Cynisch is dat het huidige kabinet de groep met beschut werk vervolgens wilde korten tot onder het minimumloon. Het neo-liberalistische adagium jij moet voor jezelf zorgen en het gemak waarmee de politiek ongelijkheid vergroot, stemt somber over hoe serieus alle middenpartijen onbeperkt toegankelijk nemen. Zoals eerdergenoemde hoogleraar Xavier Moonen ter afsluiting na ons interview zei: ‘Er ontstaat een kloof, we laten vijftien procent van de mensen in onze maatschappij aan hun lot over, mensen die naast hun beperking vaak kampen met meerdere problemen’. Cultuurparticipatie compenseert geen maatschappelijke ongelijkheid, maar laten we geïnspireerd het voorbeeld van Paul Röttger en Joop Oonk volgen, ter verrijking van de Rotterdamse culturele wereld.
-----------------------------------
Theater Babel Rotterdam
Theater Babel Rotterdam is twee jaar geleden gevormd, nadat zestien spelers van theatergroep Maatwerk - dagbesteding voor acteurs met een verstandelijke beperking - overgingen naar het RCTH van Paul Röttger. Voor Röttger was dat een kans om zijn droom rond inclusie te realiseren, een theatergroep van spelers zonder en met een fysieke of cognitieve beperking. Anet Rijken (49 jaar) is een van de spelers die de overstap maakte van Maatwerk naar Babel: ‘Eerst moest ik wennen aan mensen die geen beperking hebben’, vertelt zij. ‘Ik vroeg mij af hoe zij op mij zouden reageren. Vinden zij mij wel leuk? Is het zoals vroeger dat ik alleen in de verte zie dat mensen vrienden maken? Mijn schooltijd komt dan boven waarin ik altijd alleen speelde. Ik heb mijn hele leven gezongen en teksten voor liedjes geschreven. Als mij iets overkomt, dan blijft het in me zitten. Daar ga ik over zingen en schrijven, daar word ik rustig van. Ik vind dat ik hier bij Babel tot mijn recht kom, omdat ik me kan ontwikkelen. Ik ben muzikante, zanger en actrice. Ik krijg hier fatsoenlijke kansen. Paul noemt het hier geen dagbesteding, wij zijn professioneel.’ Alle spelers met een beperking zijn drie of vier dagen in de week bij Babel en worden qua zorg begeleid door leer-werkcoaches van Pameijer.