Kunst

Art Rotterdam Week, een recensie

De Art Rotterdam Week, het jaarlijkse festival van beeldende kunst in februari, was dit jaar op een aantal punten soberder dan in voorgaande jaren. Dat werd goedgemaakt door veel ‘zelfwerkzaamheid’ van Rotterdamse kunstenaars en kunstorganisaties.
Door
Hugo Bongers
Jun 1, 2020

Die soberheid begon al bij de kunstbeurs Art Rotterdam, zoals gebruikelijk in de Van Nellefabriek. Vorig jaar bood Akzo Nobel Art Foundation in het hart van de beurs een museaal ogende, ruim opgezette presentatie van kunstenaars die ook in de volle stands van de galeries vertegenwoordigd waren. Zo’n mooie rustige presentatie waarin enkele werken alle aandacht krijgen ontbrak nu. Het jaar daarvóór was al een ander interessant onderdeel van de kunstbeurs gesneuveld, Intersections. In deze sectie waren zogenoemde presentatie-instellingen te zien, not-for-profit organisaties die overal in Nederland zijn gevestigd en die over het algemeen jonge, wat experimentele kunst presenteren. Intersections was in 2018 al aanmerkelijk kleiner dan de jaren daarvoor, toen die sectie nog in een apart, gratis toegankelijk deel van het Van Nellecomplex was ondergebracht. Per saldo oogde Art Rotterdam dit jaar daardoor sober, hoewel het bezoek aan de beurs op peil bleef.

Er was wel een verrassende vernieuwing op de beurs, een nieuwe sectie met performance art. En dat is moedig, want dat is niet zo’n commercieel product. Enkele jaren geleden was Art Rotterdam al begonnen met het in een aparte sectie tonen van videokunst. Het aankopen van videowerken is niet direct iets voor de particulier. Vooral musea, bedrijven en grote verzamelaars kopen videokunst. Performance art is nog exclusiever. Het is een kunstvorm waarbij acteurs (dansers, performers, kunstenaars) bewegen, processen op gang brengen, geluiden maken en dergelijke. Zonder de aanwezigheid van de acteurs oogt het werkterrein van een performance nogal kaal; er liggen alleen restanten van een eerder uitgevoerde actie of er draait een video met een registratie van die eerdere actie. Een performance is dus eigenlijk alleen maar ‘echt’ of compleet als de acteurs daadwerkelijk optreden en dat kan in een museum of een presentatie-instelling. Geen kunst voor bij u thuis dus.

Performance art is populair onder jonge kunstenaars en u kunt u er in een stad als Rotterdam op veel plaatsen binnen de muren van kunstorganisaties van genieten. Deze discipline binnen de beeldende kunst bestaat trouwens al een halve eeuw en heeft stevige wortels in de jaren zestig, met het Weense Aktionisme, de happenings van Anna Halprin en Allan Kaprow in de VS en de Fluxus-evenementen van Yoko Ono, Joseph Beuys en te onzent Wim T. Schippers. De grote belangstelling van beeldende kunstenaars voor het werken met het menselijk lichaam stimuleert de ontwikkeling van performance art, evenals de toenemende behoefte van choreografen om hun danswerken in musea en presentatie-instellingen uit te voeren, weg van het theater. Mooi dus dat Art Rotterdam deze kunstdiscipline nu ook liet zien, in samenwerking met galeries waaraan performance artists zijn verbonden.

Art Rotterdam was met The Performance Show uitgeweken naar een andere locatie en had onderdak gevonden in de ruige hallen van Atelier Van Lieshout. Kernmerk van een performance is dat het werk een tijdsduur heeft. Sommige duren enkele minuten, andere een uur of langer. Er was een vast tijdschema waarin gedurende de dag continu in verschillende ruimtes performances werden getoond. Soms konden performances in een ruimte in tijd samenvallen, als ze elkaar qua geluid niet stoorden. Ik zag er op een middag drie tegelijk, in verschillende hoeken van een grote ruimte en die uitvoeringen zaten elkaar niet in de weg. Luidruchtige performances werden solo getoond, zo ook een geluidsinstallatie waarbij vallende waterdruppels op verschillende soorten papier subtiele veranderingen in geluidseffect veroorzaakten.

Acht van de honderd dit jaar op de beurs aanwezige galeries kwamen uit Rotterdam, evenveel als vorig jaar. Gelukkig waren Cinnamon en Zerp terug van weggeweest, terwijl de galeries Rianne Groen en Show off verdwenen waren. De ondergang van de wat raadselachtige galerie Show off in Het Industriegebouw aan de Goudsesingel, die na een uiterst kort bestaan eind juni 2019 alweer de deuren sloot, zal de meeste mensen zijn ontgaan. (Hoe kwam die trouwens vanuit het niets op deze beurs?) De sluiting van Galerie Rianne Groen in de Schietbaanstaat moet sterk worden betreurd, zeker na de prachtige inrichting van Groens beursstand vorig jaar op de Art Rotterdam. De afgelopen jaren was er altijd nog een tweede beurs in Rotterdam (RAW, daarna Qade) voor de galeries die niet tot de Nederlandse top behoren. Zo’n beurs was er dit jaar niet en dat is echt een verlies: veel Rotterdamse (en Nederlandse) kunstenaars zijn daardoor tijdens de Art Rotterdam Week onzichtbaar.

Die onzichtbaarheid op de beursvloer stimuleerde gelukkig de zelfwerkzaamheid van kunstenaars. De Art Rotterdam Week is immers dé gelegenheid voor Rotterdamse kunstenaars om zich te presenteren en het lijkt erop, dat ze dat in steeds grotere mate doen. Verschillende atelierpanden gooiden de deuren open en de kunstenaars ontvingen daar met een hapje en een drankje de geïnteresseerde bezoeker voor een gesprek over hun werk. Ik begon op een dag ’s ochtends met een ontbijtje in het atelierpand aan de Ackerdijksestraat (Noord), fietste toen naar het atelierpand aan de Borgerstraat (Spangen) en vertrok vervolgens naar het atelierpand aan de Ruilstraat (Nieuwe Westen).

Er waren meer atelierpanden te bezoeken, maar de Art Rotterdam Week is overvol, dus koos ik nu eens voor een nieuwkomer in de Art Week, het project New Radicalism, een presentatie van digitale kunst en fotografie in de ruimte van ZOHO-citizens en Mono aan de Vijverhofstraat in Noord. Het bleek te gaan om een  beknopte presentatie van kunstenaars uit het Midden-Oosten, Noord-Afrika en kunstenaars in de diaspora vanuit deze regio’s. De presentatie van de werken was zorgvuldig en maakte nieuwsgierig, ik had wel wat meer willen zien. Ik had ook tijd willen hebben om verschillende debatten in Mono over het thema van de tentoonstelling te volgen. Hopelijk kan Mono voorlopig op die plek blijven bestaan; dat betekent een interessante, alternatieve en politiek geïnspireerde cultuurlocatie erbij. Dat kan de stad wel gebruiken.

Een allegaartje aan Rotterdamse kunstenaars was te bezoeken in een kantoorpand aan de Blaak dat zich tegenwoordig Blaakhouse noemt. In leegstaande ruimten die bestemd zijn voor flexwerkers hing en stond het werk van tientallen Rotterdamse kunstenaars. Spannend waren de presentaties in de voormalige geldkluizen in de kelder. Schuin tegenover het Blaakhouse, op de begane grond van de voormalige Rabobank aan de Blaak, was de al wat langer bestaande EYE LOVE YOU art space neergestreken. Tot voor kort was dit kunstenaarsinitiatief een huiskamergalerie aan de Nieuwe Binnenweg; aan de Blaak heeft men meer ruimte en veel glas naar de straat. In een soort antikraakverband kan het initiatief wat langer blijven zitten, waardoor het hopelijk een serieus tentoonstellingsprogramma kan ontwikkelen.

Ook nieuw was de locatie van The New Current, ‘stage for artists at the start of their carreer’ in een parkeergarage ver weg in de Spaanse Polder. Er was daar veel meer ruimte voor de soms grote installaties dan op de locatie van vorig jaar, de begane grond van de Cruise Terminal. The New Current is een initiatief van enkele jonge kunstenaars plus galeriehouder Yvonne de Jong van de Root Gallery aan het Zwaanshals in Noord. The New Current organiseert ook op geregelde basis tentoonstellingen in het St Job-pand in Delfshaven en de Gallery Crawl in Noord. Een actieve groep dus.

Naast de kunstbeurs is er al vele jaren een designbeurs en die laatste, onder de naam Object, zat voor de derde en laatste keer in het HAKA-gebouw aan de Vierhavenstraat. Over Object schreef ik de afgelopen jaren in positieve zin: In een ruig gebouw staan (dit jaar op zeven verdiepingen) relatief veel jonge ontwerpers zelf hun producten te presenteren; ze zijn makkelijk aanspreekbaar. Er staan weinig grote labels. De sfeer is informeel. Dit jaar sprak ik zelfs ontwerpers die nog niet zijn afgestudeerd. De keuze van de ontwerpers wordt gemaakt door Object-directeur Anne van der Zwaag persoonlijk en zij kiest zo mogelijk voor jonge, veelbelovende ontwerpers. Zij laat die voor een laag bedrag op de beurs toe. Dat is mooi, want zo is Object een goede plek om nieuw talent te spotten. Maar van het verdienmodel van deze beurs begrijp ik niet veel, noch van dat van de jonge talenten die er drie-en-een-halve dag staan.

Dat laatste dacht ik ook na enkele gesprekken met fotografen bij de presentatie van Rotterdam Photo op het Deliplein. Daar stonden nogal wat oudere, beroepsmatig werkende buitenlandse fotografen en ik vroeg me af hoe hun verdienmodel er eigenlijk uitzag. Je moet heel wat kosten maken om vier dagen naar Rotterdam te komen en dan sta je daar in een koude, winderige container op Katendrecht, jouw afdrukken met magneetjes aan de binnenzijde van een container geplakt. Vorig jaar leek Rotterdam Photo me overigens gerichter en scherper selecterend dan dit jaar; de fotografie schoot nu alle kanten op.

Misschien vind je dit ook leuk