Kunst

Allemaal Echte Rotterdammers!?

Rotterdam roept sterke beelden en sterke gevoelens op en wordt door beeldend kunstenaars, auteurs en fotografen geregeld als onderwerp gebruikt. Maar wat maakt deze stad zo bijzonder, waarin onderscheidt Rotterdam zich van andere steden? Hoe zien wij onze stad, en wat zegt dat over ons, haar inwoners? En waarom zijn we zo met Rotterdam bezig? Puntkomma belicht in een serie artikelen het beeld van de stad zoals dat in kunstzinnige en culturele uitingen wordt gegeven.
Door
Eva Visser

Museum Rotterdam heeft als missie “zijn kennis van de geschiedenis van Rotterdam in dienst van de actuele stad [te stellen] door samen met Rotterdammers het cultureel erfgoed te bewaren en te presenteren”. Museum Rotterdam was het grootste gedeelte van 2013 dakloos, nadat het museum zowel het Schielandshuis in het centrum van de stad, als De Dubbelde Palmboom in historisch Delfshaven moest verlaten als gevolg van gemeentelijke bezuinigen in de cultuursector. Het stadsmuseum leidt nu een nomadisch bestaan en presenteert momenteel de tentoonstelling Echte Rotterdammers. Wie denken we wel dat we zijn? in Las Palmas op de Kop van Zuid.

Verandering van naam en missie

Museum Rotterdam droeg tot begin 2011 de naam Historisch Museum Rotterdam, maar veranderde van naam om te benadrukken dat niet alleen het verleden maar ook het heden van de stad het onderwerp is. In de beleidsuitgangspunten, zoals te vinden op de website van het museum, staat dat Museum Rotterdam “de stad op de voet volgt en rekening [houdt] met de sociaal-culturele en ruimtelijke transformatie van de stad.” Rotterdam wordt (samenvattend) beschouwd als “moderne transnationale samenleving met een bevolking waarvan de samenstelling blijvend is veranderd.” Verwacht mag worden dat de tentoonstelling in Las Palmas meer licht werpt op deze nieuwe aanpak. In het persbericht van de tentoonstelling Echte Rotterdammers staat de veelbelovende tekst “(…)Rotterdam staat ergens voor: rauw, echt, modern, eerlijk en hardwerkend. Zijn dit versleten clichés of een rake typering? (…) Wat maakt Rotterdam en de Rotterdammers nu zo ontzettend Rotterdams?”

Geen woorden..

Het eerste thema in de tentoonstelling is ‘[Echte Rotterdammers] werken hard’. Voor dit thema worden uiteenlopende objecten getoond zoals de machinale kamervegerAtom uit 1905, een 17e eeuwse beroepentegel met daarop een kleermaker, het geborduurd blazoen van het zakkendragersgilde en instrumenten voor het wegen van tabak, zoals die in de fabriek van Van Nelle werden gebruikt. Maar ook een foto van een groep gastarbeiders in overalls en een video van een verbouwing. Dit alles wordt zonder veel toelichting naast elkaar getoond. Over alle objecten is slechts iets meer informatie op te vragen via een touchscreen, als deze al werkt. Er is voor gekozen om de objecten voor zichzelf te laten spreken en de toelichting tot een minimum te beperken. De informatietekst bij dit thema meldt dan ook: “Met werk wordt in Rotterdam overigens lichamelijke arbeid bedoeld. Eerlijke werk. De oervorm van de Rotterdamse arbeider is de zakkendrager. […] Natuurlijk zijn Rotterdammers ook artsen, filosofen, wetenschappers, bestuurders en kunstenaars. Maar ook deze hoogopgeleide bevolkingsgroepen spiegelen zich graag aan het beeld van de werkstad.” Ondanks dit anti-intellectuele statement had wat meer tekst niet misstaan. Zo had een citaat uit Memoires van een havenarbeider (1932, van Hendrik Mol) de bezoeker wellicht een beter idee kunnen geven over hoe zwaar het was om in de haven te werken.

Geboren en getogen?

Andere thema’s zijn ‘[Echte Rotterdammers] houden van hun kluppie’, ‘zijn hier geboren en getogen’, ‘geloven alles’, ‘zijn jong’ en ‘wonen in een bouwput’. ‘[Echte Rotterdammers] houden van hun kluppie’ bestaat uit een wand van bierkratten (Heineken) met daarin sportprijzen en een videowand. Op deze videowand wordt een film geprojecteerd met beelden van sportwedstrijden en de laatste huldiging op de Coolsingel, die gaat lopen als de bezoeker deze aantrapt op een fietsmachine. Leuk om te zien, maar wel een beperkte uitleg van clubliefde. Het thema ‘[Echte Rotterdammers] zijn hier geboren en getogen’ bestaat voornamelijk uit portretten van bekende Rotterdammers, zoals Erasmus, Deelder en Piet Hein. De scherpe randjes van dit thema worden niet benoemd, namelijk dat een groot deel van de bewoners geen ‘echte Rotterdammer’ zou zijn omdat hij of zij niet in de stad geboren is. Op de Facebookpagina van het museum staat hierover de volgende ingezonden reactie: “In 1942 ben ik geboren in de wijk Katendrecht. Ik mag me dus een “echte Rotterdammer” noemen. Ik voel me dan ook behoorlijk in m’n eer aangetast als ik in een folder van het museum zie dat ook allochtone bewoners als “echte Rotterdammers” worden gekenmerkt! Voor mij zijn “echte Rotterdammers” in deze stad geboren en getogen! Ik neem aan dat degene die de folder hebben samengesteld ook geen “echte Rotterdammers” zijn (…), anders haal je zoiets niet in je hersens.”

Hakkûh

Het thema ‘[Echte Rotterdammers] zijn jong’ krijgt veel ruimte, al hadden veel van de getoonde spullen ook bij ‘geboren en getogen’ gepast. Wiegjes, oude schilderijen met kinderen en rompertjes bedrukt met kindernamen zijn te zien, evenals een bord met informatie over de verschillende ziekenfondsspreekuren voor jonge kinderen van het Groene, het Oranje-groene of het Wit-gele Kruis. Deze verzuiling in de zuigelingenzorg wordt echter zeer summier toegelicht. Dit is kenmerkend voor de tentoonstelling: fricties en tegenstellingen worden niet benoemd, misschien zelfs verdoezeld. Neem bijvoorbeeld de gabbers. Zij zijn vertegenwoordigd met de veertig portretten die het begin vormen van de serie Exactitudes van Ari Versluis & Ellie Uyttenbroek, waaruit trouwens nog meer schitterende beelden te zien zijn. De gabbers waren politiek behoorlijk rechts en droegen dit zonder terughoudendheid uit. De jongeren die met trots de code van de (voormalige) ov-zone 5314 dragen, hadden waarschijnlijk niet echt prettig naast een groep gabbers in de metro gezeten. In de tentoonstelling worden beide groepen echter getoond als iconisch voor de stad, zonder verder in te gaan op de grote ideologische verschillen tussen beide. Waarom zijn gabbers trouwens de laatste tijd zo salonfähig, met een documentaire van de VPRO en een tentoonstelling bij Roodkapje? De gabbers lijken een cult-status toebedeeld te krijgen door diezelfde progressieve culturele voorhoede die indertijd door de gabbers niet alleen werd veracht, maar geregeld ook uitgescholden, bedreigd of zelfs in elkaar getrapt. Gabbermuziek is natuurlijk een stuk authentiek Rotterdams cultuurgoed, maar een deel van haar liefhebbers spoot wel de stad vol met white-power tekens. Waarom wordt dat er niet bij verteld?

Het Rotterdam van Pim Fortuyn

In het midden van de tentoonstellingsruimte is een catwalk gemaakt met daarop een defilé van mannequinpoppen gekleed in kleding vanaf de 18e eeuw, met nadruk op de laatste decennia. Er zijn poppen met kleding met de opdruk van TOS (Thuis op Straat) en, bij het jaar 2009, 010 isn’t just a code. En er zijn bijvoorbeeld ook een vrouw in een jaren ‘30 jurk, een weesmeisje en een slagersjongen  uit het begin van de vorige eeuw te zien. Nummer RC11 bij het jaar 2002 is Pim Fortuyn. Op het touchscreen staat van hem het volgende citaat: “Ik houd van deze stad, van de daadkracht van de bewoners. (…) Van alle kritiek word ik niet warm of koud. Ze kunnen me van de wereld rammen, maar mijn ideeën kun je niet wegslaan.” We kunnen er van uitgaan dat vrijwel iedereen op de hoogte is van de moord op Pim Fortuyn in dat jaar, maar het had niet misstaan dat te vermelden. De Pim Fortuyn die in deze expositie getoond wordt is niet zozeer controversieel, dan wel ‘lekker pikant’. Deze algehele risicomijdendheid maakt de tentoonstelling wat vlak.

Het Rotterdamgevoel van de gastvrouw

Van de tentoonstelling is geen catalogus beschikbaar. Navraag leert dat het de bedoeling was om de expositie laagdrempelig te maken. Maar meer informatie hoeft niet per se tot een hogere drempel te leiden, zolang de bezoekers de keuze hebben het getoonde met of zonder contextuele informatie ‘te gebruiken’. Of, om met Pim Fortuyn te spreken: “Rotterdam is een stad van doeners en daar past een denker (…) goed tussen.” Wellicht is het zelfs arrogant om te veronderstellen dat het publiek waarvoor de drempel laag is gehouden niet zit te wachten op meer informatie. De tentoonstelling lijkt door het gebrek aan communicatie met de bezoeker nu wat afstandelijk, in zichzelf gekeerd. Dat laatste kan ook komen omdat het er zo donker is. De tentoonstelling gaat meer leven als het drukker is en er bijvoorbeeld groepjes oudere mensen rondlopen die hun eigen verhaal bij de objecten vertellen. De gastvrouwen helpen hier zeker ook bij. Zo weet gastvrouw Daniëla niet alleen heel veel te vertellen over de expositie en de keuzes die de samenstellers gemaakt hebben, maar vertelt ze ook over haar eigen Rotterdamgevoel. Ze is nu vijf jaar in Nederland, waarvan ze er vier jaar als student in Utrecht woonde, maar waar ze zich niet echt thuis voelde. Hier hoort ze mensen Papiamento spreken en voelt ze de liefde voor haar stad als ze ‘s ochtends op weg naar haar werk de Maas oversteekt. Hier is ze wel thuis.

Facebook-campagne

Of het nu geflatteerd is of niet, na het zien van Echte Rotterdammers zal de bezoeker concluderen dat we het met z’n allen hier behoorlijk naar ons zin hebben en daarnaast ook nog een boel werk verzetten. Een prettig ‘wij-gevoel’ komt ook naar voren uit de foto’s die gemaakt zijn voor de Facebook-campagne. Hiervoor werden mensen op straat aangesproken en gevraagd naar hun Rotterdam-gevoel, waarna ze het vervolg van de zin “Echte Rotterdammers …” af mochten maken. Dit leverde uitspraken op als “passen niet in een hokje” en “komen uit Brabant”. De mediacampagne om de tentoonstelling heen is uitgebreid, evenals het bijprogramma. Hierin worden workshops gegeven, kan de bezoeker luisteren naar migrantenverhalen, voedsel van over de hele wereld proeven en voorstellingen van het Ro Theater bijwonen. Echte Rotterdammers weet ook veel bezoekers te trekken. De opening op 11 oktober was ondanks wind en regen zo druk bezocht dat de portier wat overweldigd leek en de natte jassen vijf rijen dik aan de kapstok hingen. De bezoekers vormden gezamenlijk een mooie doorsnede van de bevolking: allemaal Echte Rotterdammers.

Alhoewel, als een Echte Rotterdammer aan de in de tentoonstelling genoemde voorwaarden zou moeten voldoen, dan zijn er niet zo veel van. Hoewel de tentoonstelling de pluriformiteit van de bevolking benadrukt (denk aan de missie van het museum) blijken wij Rotterdammers niet aan onze eigen definitie van een ‘Echte Rotterdammer’ te voldoen. Dit is niet zozeer de tentoonstellingsmakers te verwijten, maar zegt vooral veel over ons zelfbeeld. Het duidelijkste komt dit naar voren in het thema over arbeid. Zwaar fysiek werk, zoals in de haven, vormt onmiskenbaar een onderdeel van het beeld van ‘de Rotterdammer’. Maar velen van ons werken weliswaar hard, maar verrichten geen lichamelijk zware arbeid in weer en wind. Past ons zelfbeeld eigenlijk nog wel?  

Misschien vind je dit ook leuk